142 wat aan de eenheid van zijn eigen werk ten goede zou zijn gekomen. Eensdeels toch moet men dit slechts beschouwen als een nalezing, aan den anderen kant heeft de schrijver getracht een volledig straatnamenboekje te geven door al de straatnamen, ook die door zijn voorganger juist verklaard waren, opnieuw op te nemen. De beide gedeelten zijn bovendien geheel verschillend ingericht, n.l. het tweede is een alphabetische lijst, voorafgegaan door de verklaring van eenige straten, waarvan iets meer te vertellen viel (blz. 190blz. 219), het eerste is ingedeeld naar rubrieken. Voor het tweede gedeelte was de gekozen indeeling zeker aangewezen om het grootere aantal onverklaarde namen; zelfs zou ik de straten op blz. 190 tot blz. 219 beschreven ook daaronder gerangschikt hebben. Doch welk bezwaar was er, om deze volgorde ook voor het eerste gedeelte aan te nemen? Wij hebben nu na de inleiding, van blz. 36 tot blz. 116, aanvullingen en verbeteringen op Van Zuiden's boekje, naar haren aard in drie verschillende hoofdstukken verdeelddaarna volgt een volledige lijst van alle bestaande straatnamen voor Den Haag en Scheveningen, in 61 rubrieken verdeeld en deze weer onderverdeeld in oude en nieuwe namen. Al die indeelingen geven iets zeer onrustigs aan dit gedeelte. Bij alphabetische volgorde zouden die aanvullingen en verbeteringen bij iederen naam vermeld kunnen zijn en had men ten slotte de verschillende rubrieken kunnen opnoemen met de daarbij behoorende straten zonder verklaring. De juistheid van die rubriekenindeeling toch wordt, zoodra het een gissing en geen bewijs geldt, geheel problematisch. Laat ik een paar voorbeelden daarvan geven. De Apendans is door den heer Van Zuiden in verband gebracht met een vroeger uithangbord. De naam zou dan vallen onder de rubriek „uithangborden en huisnamen". Neen, zegt de heer Morren, dat uithangbord De Apendans komt wel in de 17de eeuw en nog in 1710 voor, maar, toen in 1844 voor het eerst weer deze naam opkwam, was de herinnering aan het oude uithangbord reeds lang verdwenen. De naam zou een verbastering zijn van „Appen- dance" en wordt nu geplaatst in de rubriek „Varia". Doch waarom voor de afleiding van dezen straatnaam onmogelijk geacht, wat voor de Laan van Nieuw-Oostindië bewezen is? Een latere eeuw begreep den naam niet meer, daar het uithangbord verdwenen was. Jhr. C. A. van Sype- steyn bracht hem toen in verband met de „Appendances", behoorende bij de stallen van den Franschen consul, in 1713 in de Casuariestraat gebouwd; de heer Van der Schouw zag er een „Appendentie" in van het paleis, waar 1815 een gedeelte van het hofpersoneel was gehuisvest. Is er eigenlijk wel iets tegen in te brengen, dat de oude naam „Apendans" in den volks mond bewaard gebleven was? De Rozemarijnstraat is volgens den heer Van Zuiden afgeleid van een plant, volgens den heer Morren van het bedrijf harer bewoonsters, 143 de zoogenaamde „versiersters" bij geboorte, trouw en overlijden, die veel met rozemarijn werkten. Ook Ter Gouw geeft deze verklaring van de Amsterdamsche Rozemarijnsteeg. Waarom echter niet ook hier een uithangbord of huisnaam als peet aangenomen? Te Rotterdam had men zoowel op het Roodezand als in de Nieuwe Frankenstraat „de Rozemarijnboom". De straat zou dus kunnen behooren onder de rubriek „bloemen" (en planten), onder die der „ambachten, beroepen, fabrieken, handwerken en neringen" of onder die der „uithangborden en huisnamen De heer Van Zuiden neemt als herkomst der Kalkoenstraat een familie Kalkoen aan; de heer Morren laat in deze straat een paar kalkoenen in vrijheid rondwandelen, die de algemeene belangstelling trokken. Ook hier voel ik veel voor een uithangbord, b.v. „de Calicoetsche haen", zooals men te Rotterdam op de Hoogstraat vond. De Casuariestraat heette vroeger ook wel ontleend te zijn aan den casuaris, door graaf Johan Maurits van Nassau, gouverneur van Brazilië, vandaar meegenomen en onder dak gebracht in een stal in deze straat en blijkt nu toch ook met een uithangbord in verband gebracht te moeten worden. Met een paar afleidingen kan ik mij ook niet goed vereenigen. Sche- deldoekshaven zou zijn afgeleid van scheteldoek schijteldoek (Fiiesch skiteldoek), en de naam een herinnering zijn aan de vele luiers, die op de bleekerijen in deze buurt te zien waren. Constantijn Huygens zin speelt op het spoelen van de luiers in de haven, maar, waar hij zelf als wisselvorm Schoteldoeckshaven bezigt, kunnen wij evengoed van dezen vorm uitgaan en dan denken aan het woord schoteldoek vaatdoek), in het noordoosten van ons land nog algemeen gebruikt voor de doeken, waarmede de schotels of vaten worden afgedroogd. En ook hier zou de indeeling verschillen naar gelang men denkt aan de haven, waarin de doeken gespoeld werden, of de bleekerij, waarop zij lagen. En dat de oude naam „Schrootsenstraatje", volgens den heer Van Zuiden een verbastering van „Schroot zijn straatje een dergelijke afleiding niet meer behoeft, nu de familienaam Schroots blijkt te zijn, is duidelijk. Te Rotterdam heeft men b.v. op dezelfde wijze Jaep Quackensteeg van Jacob Quack afgeleid. Bij Wenckenbachstraat is het den heer Morren ontgaan, dat zijn voorganger een onjuisten geboorte- en sterftedatum heeft opgegeven, en het blijkt niet, of het jaartal 1457, bij Nieuwstraat vermeld in plaats van 1437 bij den heer Van Zuiden, het gevolg is van een ver betering of een drukfout. Deze opmerkingen zullen overigens den heer Morren, naar ik hoop, er niet aan doen twijfelen, dat ik zijn werk met groote belangstelling gelezen heb. Hij neme het mij niet euvel, zoo ik, die mij ook met straatnamen- verklaring heb bezig gehouden en dus van eenige routine in dat vak kan spreken, het aantal gissingen nog met een paar vermeerderd heb.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 21