136 meen heeft getracht te rechtvaardigen, Dr. Schoengen aanleiding hebben gegeven hem te qualifiseeren als iemand van „een onbetrouwbaar en leugenachtig karakter" (zie F/5, VI, blz. 9 i. m.); dat echter hierin nimmer kan worden gevonden eene aanleiding tot die qualificatie, ook al achten wij niet alle verklaringen van Wijnbeek geheel aannemelijk; en eindelijk, dat wat betreft „de handelingen ten opzichte van dezen ambtenaar", de uitzetting van Wijnbeek op 1 April 1909 is geweest onrechtmatig, daar zij is geschied zonder eenig overleg met het gemeente bestuur van Zwolle en geen zijner op dien datum bekende handelingen eene onverwijlde verwijdering noodzakelijk maakte. Op grond van een en ander hebben wij de eer U te adviseeren, aan te nemen het tweede gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 22 Mei 1911, luidende: „2°. ons crediet te verleenen om den tegenwoordigen ambtenaar bij het oud-archief te kunnen aanstellen tot adjunct-commies ter secretarie, nadat de overeenkomst met het rijk zal zijn ontbonden"; en het tweede gedeelte van het tweede voorstel van den heer Vos de Wael ter zake, luidende: „2°. den ambtenaar voormeld uit te keeren een bedrag berekend naar 300 per jaar, van den lsten Januari 1909 af tot op den dag, waarop hij als ambtenaar ter secretarie zal zijn aangesteld." Zwolle, 10 December 1912. De Commissie van Onderzoek voornoemd, ACQUOY. W. C. LOHMAN. C. H. THIEBOUT. In het Zwolsch Nieuws- en Advertentieblad van 22 Januari 1913 leest men onder het opschrift ,,'t Gemeente-archief" over de beschadiging der boekbanden het volgende „Heel jolig zegt de Commissie over de beschuldiging, dat Wijnbeek de banden van eenige boeken beschadigd zou hebben„de verklaring, die Wijnbeek geeft van de motieven tot deze uitwendige bewerkingen, kunnen niet geheel aannemelijk worden geacht. Er is slechts één afdoende ver klaring voor te vinden en wel dit feit, dat het aantal uren, door Wijnbeek op zijn bureau doorgebracht, niet was in evenredigheid met den omvang zijner werkzaamheden" Of in gewoon Hollandsch„verveling is des duivels oorkussen". Men leest 'tde Commissie komt tot een heel andere conclusie aan- 137 gaande Wijnbeek, dan waartoe naar men zegt (ontelbaar zijn de on dit's over dit onderwerp) de deskundige kwam, aan wien de „uitwendige bewer kingen" van Wijnbeek vertoond werden. Hij vond ze niet erg, tot hem het boek in menschenhuid vertoond werd, dat, alweer naar men zegt, Wijnbeek met een pennemes bewerkt had. Toen zei die deskundige met volle overtuiging: „Die vent moesten ze ophangen". Over dezelfde kwestie schrijft men uit Zwolle aan De Maasbode van 25 Januari 1913 o.a. als volgt: Ook naar de vernielingen, door Wijnbeek gepleegd, heeft de commissie een onderzoek ingesteld. Inderdaad bleek haar, dat om eenige banden de door Mr. Telting aangebrachte omhulsels verwijderd waren, het kartonnen binnenwerk van verscheidene perkamenten banden was losgemaakt en de etiketten van meerdere deelen waren verwijderd. Het vandalisme, door W. begaan aan die eenige, verscheidene en meerdere boeken, beslaat niet minder dan ruim honderd deelen. Door de commissie hierover onderhouden, beriep W. zich andermaal op den overleden rijksarchivaris Mr. Rutgers. Ofschoon Dr. Schoengen indertijd al beweerde, dat Mr. Rutgers nooit een dergelijke opdracht gegeven kon hebben, hechtte de burgemeester meer waarde aan de verklaring van den niet wetenschappelijken ambtenaar W. en zeide in een der raads vergaderingen, dat de voornaamste getuige, n.l. Mr. Rutgers, overleden was. Uit een ingesteld onderzoek, zegt de commissie, komen wij tot de conclusiedat het ons hoogst twijfelachtig voorkomt, dat Mr. Rutgers ooit een dergelijke opdracht gegeven heeft, hetgeen ook nog blijkt uit het niet systematisch te werk gaan van W. Was van een bevel sprake geweest, dan zou hij toch wel meer systematisch te werk zijn gegaan. De verkla ringen der beide ambtenaren van het rijksarchief hebben onzen twijfel te dien opzichte nog versterkt. Kunnen wij, zegt de commissie, wat dit punt betreft, de zaak niet geheel tot klaarheid brengen, een verwijt treft den ambtenaar ongetwijfeld, n.l. dat hij niet terstond na het losmaken van het kartonnen binnenwerk maatregelen heeft genomen om het herstel der banden in de naaste toekomst te verzekeren, en dit te meer, daar hij op enkele plaatsen de oorspronkelijke perkamenten banden beschadigd heeft. De gronden, door W. ter verontschuldiging van dit verzuim opgegeven, komen ons zeer zwak voor. Ook de beschuldiging van het vernielen van het privilegieboek acht de commissie volkomen bewezen. Op het schutblad, zegt zij, zijn'de sporen nog aanwezig, dat het opzettelijk met een scherp voor werp is losgemaakt. Ook de beschuldiging van het wegscheuren der etiketten acht de commissie volkomen gegrond. Alsmede het stempelen van stukken, behoorende tot het rechterlijk archief, met het stempel der gemeente Zwolle heeft de commissie geconstateerd. Wijnbeek, hierover

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 18