40
worden. Juist om die reden zijn, zooals wij gezien hebben, de archieven
van Frankrijk, België en Nederland bezocht. Men gevoelde behoefte aan
een beter, een wetenschappelijk systeem en de Commissie vestigt de aan
dacht op de „Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven",
die misschien, na reeds in drie talen overgezet te zijn, nog wel een vierde
vertaling zal beleven. Ook wordt geklaagd over te weinig voortgang der
regestenlijsten en onbekwame bewerking daarvan, evenals over gebrek aan
indices op vele belangrijke registers.
Ook in de ordening is datzelfde gebrek aan systeem op te merken.
Wel heeft ieder stuk zijn vaste plaats en is het volgens de lijsten en den
Gids van den heer Scargill Bird gemakkelijk terug te vindenmaar de
lijsten geven geen duidelijk beeld van den arbeid van het bestuurscollege,
dat het archief heeft gevormd. De classificatie bestaat voornamelijk in het
opgeven van de serieënhet overige hangt er los bij en meer dan één
voorbeeld getuigt er van, dat men niet geschroomd heeft deelen van een
archief er uit te lichten en daarvan afzonderlijke collecties te maken of te
vereenigen met collecties, reeds uit andere archieven gelicht, een handelwijze,
die geheel in strijd is met het beginsel van herkomst. Zoo zijn o. a.
zonder regel allerlei stukken verdeeld tusschen de „Court of Chancery",
de „Exchequer" en speciale verzamelingen. Waar de Commissie vooral de
Belgische, Fransche en Nederlandsche archieven bezocht heeft om kennis
te maken met het daar in toepassing zijnde wetenschappelijke systeem,
schijnt het mij toe, dat zij in haar rapport wel met een enkel woord de
grondbeginselen hiervan had mogen uiteenzetten. Wij vinden in de
appendices vermeld, dat de Belgische archivarissen als voornaamste stel
regel hebben, „qu'il faut respecter les fonds et donner dans l'inven-
taire une image exacte de l'organisme ou de l'institution dont on veut
faire connaitre les Archives" in het rapport zelf had mijns inziens hierop
ook gewezen moeten worden.
De bewaring en verzorging der archieven in Engeland laat over het
algemeen nu niet meer veel te wenschen over, zooals te begrijpen is. Vóór
1838 was de toestand niet beter en niet slechter dan in andere landen.
Men hoort dezelfde klachten over het verloren gaan van waardevolle
stukken. Oude documenten, door muizen afgeknaagd, door vocht verteerd,
met door wormen geboorde gaten, geheel uiteenhangend en met gescheurde
of ontbrekende bladeren, wie kent ze niet, die in oude archieven heeft
gewerkt? Heele serieën zijn verdwenen. Staatspapieren zijn teruggevonden
in de boedels van particulieren. Men ontdekt belangrijke archiefstukken
in verkoopingscatalogi. Het is, of wij in Nederland zijn.
Dossiers, die door elkaar liggen of incompleet zijn, vormen evenmin
i) Part II 130.
41
een bijzonder verschijnsel als geliasseerde papieren, waarvan de lias ge
broken is, en registers eertijds van sluitbanden voorzien, waarvan nu nog
slechts de gaten over zijn. Ook de zegels aan de oudste stukken hebben
veel geleden, als ze tenminste niet geheel ontbreken. Een eigenaardigheid
van het Engelsche archief zijn de rechtsrollen, soms ellenlang en aan beide
kanten beschreven. Dat deze veel te lijden hadden en bij druk gebruik
en niet altijd voorzichtige behandeling spoedig slijtage vertoonden, is geen
wonder.
Ook in Engeland vond men archiefstukken in kelders en op zolders
het water heeft veel verteerd en onleesbaar gemaakt, terwijl ook bij branden
veel verloren is gegaan. Elders werden archiefstukken aangetroffen in
waschmanden, in een chaos, die de neiging begrijpelijk maakt om den
geheelen rommel van onwaarde te verklaren. Deze lijdensperiode hebben
bijna alle archieven in meer of minder mate doorgemaakt, doch op het
tegenwoordige geslacht rust des te sterker de verplichting, om, wat over
geleverd is, voor verderen ondergang te bewaren.
Het oudste stuk in het depót dateert van 1066. Zeer vroeg is reeds
sprake van repositoria of zoogenaamde „treasures of the courts of law"
in Westminster. Het „Chapterhouse" van de Westminster abdij, de Tower
en de Rolls chapel waren vóór 1838 de voornaamste depóts; doch dikwijls
ook gaf een gerechtshof zijn archief in bewaring aan de ambtenaren,
waardoor het te verklaren is, dat vele stukken in particuliere handen zijn
gekomen. De bewaarders droegen over het algemeen weinig zorg voor
de archieven; zij waren aan geen instructie gebonden en ontvingen geen
betaling dan de schaarsche fooien van enkele onderzoekers. De onver
schilligheid omtrent die nationale schatten was zoo groot, dat diefstal
meermalen is voorgekomen. Daardoor zijn vele leemten veroorzaakt en
deze betreffen wel voornamelijk juist zeer gewichtige stukken of van mooie
zegels voorziene documenten. Verwaarloozing was de hoofdoorzaak van
den betreurenswaardigen toestand, waarin vele archieven verkeerden, toen
zij na 1855 in het archiefgebouw werden opgenomen'). Op allerlei wijze
tracht men nu schade aan de stukken te voorkomen. Den beambten wordt
i) In A. C. Ewald, Our public records f1873) bl. 16.17.19, worden daarvan
staaltjes meegedeeld. Een gedeelte van het Kanselarij-archief was in 1836 bewaard
in den Wakefield Tower «contiguous to a steamengine in daily operation», een ander
gedeelte in den Witten Tower, een oude vesting, waar in den kelder tonnen buskruit
waren gelegen, voldoende om geheel Tower Hill in de lucht te doen vliegen en
den loop van den Theems te veranderen. Het rapport van de speciale archief
commissie in 1837 was omtrent de bewaring in zeer schrille kleuren gesteld. Men
vond archieven in de stallen van Carlton House; achter het Chapter House van
de Westminster abdij, een der groote depots, was een bierbrouwerij en waschhuis
gelegen. In een pamflet van Mr. Braidwood, superintendent van de Londensche
brandweer: «On the perilous state and neglect of the public records» werd deze
toestand dan ook zeer gehekeld.