100 moeten laten rusten. Sommige leden spraken de hoop uit, dat het optreden van den nieuwen Algemeenen Rijksarchivaris er toe zou leiden, dat de zaak wederom ter hand wordt genomen. Rijksarchivaris in Noordbrabant. Art. 174. Naar aanleiding van eene desbetreffende vraag van een lid der Kamer heeft de Minister eenige mededeeling gedaan omtrent het voorgevallene met den Rijksarchi varis in Noordbrabant en in zake het Koninklijk besluit van 26 Maart 1912, no. 47, dat hem met zijn ambtgenoot in Overijssel van standpunt deed verwisselen. Dit besluit werd evenwel bij het Koninklijk besluit van 7 Juni 1912 no. 8 ingetrokken. Men stelde er prijs op de redenen daarvan te kennen, alsmede te worden ingelicht omtrent hetgeen verder voorgevallen is in deze zaak. Rijksarchief te Maastricht. Art. 175. Gaarne zou men ver nemen, hoe het gesteld is ten aanzien van de onderhandelingen met den Minister van Oorlog betreffende de overdracht van de oude kazerne, aan het Rijksarchief grenzende, en waarvan het bezit voor het Rijksarchief steeds dringender noodig wordt. Memorie van antwoord. Vde Hoofdstuk, Vide Afdeeling. Kunsten en wetenschappen. Wettelijke regeling van het archiefwezen. Ten aanzien van de vraag, hoe het met de voorbereiding van het wetsontwerp tot regeling van het archiefwezen staat en wanneer de indiening is te wachten, kan de ondergeteekende het volgende mededeelen. Aan zijn Departement is een wetsontwerp opgemaakt, weliswaar in hoofdzaak overeenkomende met datgene, hetwelk in de 20ste bijeenkomst der Rijksarchivarissen (vgl. Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 1908 bladz. 297 vlg.) is aangenomen, maar toch op onderscheidene punten daarvan afwijkende. Aangezien het den ondergeteekende bekend was, dat de tegenwoordige Algemeene Rijksarchivaris tot de voorbereiding van het wetsontwerp zeer veel had bijgedragen, vond hij het wenschelijk diens meening omtrent de aangebrachte wijzigingen te vernemen. Hoewel deze over het algemeen zich met de aangebrachte wijzigingen kon vereenigen, vond hij het toch raadzaam ook de andere Rijksarchivarissen daaromtrent te hooren. De ondergeteekende heeft den Algemeenen Rijksarchivaris daarom verzocht in de op 29 October j.l. te houden jaarlijksche bijeen komst het gewijzigd ontwerp ter tafel te brengen. Eerst zeer onlangs is het resultaat dier bijeenkomst ter kennis van den ondergeteekende gebracht, waarop onmiddellijk aan zijn Departement de voorbereidende werkzaam heden zijn voortgezet en thans ongeveer gereed zijn. Alvorens het ont werp evenwel kan worden ingediend, zal het nog noodig zijn, dat enkelen 101 zijner ambtgenooten, die hun medewerking tot het ontwerp zullen moeten verleenen, daaromtrent worden gehoordhij veronderstelt evenwel niet, dat hier veel tijd mede gemoeid zal zijn. Ruil van achieven met België. Reeds kort na het optreden van den nieuwen Algemeenen Rijksarchivaris zijn met dezen ondershandsche besprekingen gehouden over de kwestie, of het wenschelijk is de hier bedoelde aangelegenheid weder ter hand te nemen. Hoewel de Rijks archivaris volkomen doordrongen is van de noodzakelijkheid om in deze tot eene bevredigende oplossing te geraken, vond hij het om redenen, verband houdende met het optreden van een nieuwen algemeenen Rijks archivaris in België, beter om de zaak voorloopig te laten rusten. Rijksarchivaris in Noordbrabant. Art. 174. Na de mede deeling door den ondergeteekende gedaan op een desbetreffende vraag van een lid der Kamer omtrent het voorgevallene met den Rijksarchivaris in Noordbrabant en in zake het Koninklijk besluit van 26 Maart 1912 no. 47, dat dezen met zijn ambtgenoot in Overijsel van standplaats deed verwisselen, kreeg de ondergeteekende de mededeeling, dat door het Gerechtshof te 's Hertogenbosch omtrent de vraag of het gerechtelijke onderzoek ter zake van de onregelmatigheden, waarvan de Rijksarchivaris verdacht werd, behoort te worden voortgezet, informatiën had ingewonnen. Aangezien dit dus als een novum in de hierbedoelde aangelegenheid was te beschouwen, hetwelk tot eene andere oplossing aanleiding zoude kunnen geven, kwam het wenschelijk voor, dat, hangende dat onderzoek, geen uitvoering werd gegeven aan de bedoelde verplaatsing en heeft de onder geteekende mitsdien Hare Majesteit in overweging gegeven, den datum van in werking treding van het besluit van 26 Maart 1912 no. 47 te verschuiven tot 1 Augustus. Zulks is geschied bij Harer Majesteits besluit van 26 April 1912 no. 54. Toen ondergeteekende daarop in de maand Mei bericht ontving, dat het gerechtelijk onderzoek door de Arrondissements-rechtbank te 's Her togenbosch zoude worden voortgezet, heeft hij, aangezien met dat onder zoek vermoedelijk zooveel tijd zoude gemoeid zijn, dat het met 1 Augustus niet zoude zijn afgeloopen en de afloop uit den aard der zaak onzeker was, Hare Majesteit voorgesteld het Besluit van 26 Maart 1912, no. 47, in te trekken, hetwelk is geschied bij Hr. Ms. besluit van 1 Juni 1912, no. 8. Omtrent het verder verloop van deze zaak kan de ondergeteekende slechts mededeelen, dat op verzoek van den Officier van Justitie bij de Arrondissements Rechtbank te 's Hertogenbosch een hoofdambtenaar bij zijn Departement is aangewezen om, voor zooveel noodig, den rechter commissaris als deskundige bij te staan. Op 15 Juli j.l. is het rapport te

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 36