94 aan alle kerkeraden werden gezonden, en ingevuld door hem werden terug ontvangen. Vroeger is naar iets dergelijks reeds gestreefd. Mogelijk dat het nu, nadat veler oogen voor het groote belang dezer zaak zijn open gegaan, beter zal slagen. N. R. C. 30 Nov. 1912. Vermijding van brandgevaar. Voor het archief van den Raad van Justitie te Medan, dat tot nog toe bewaard wordt in een houten gebouw, het Oranje-Hotel, zonder eenige voorzorg tegen brandgevaar, wordt thans een brandvrije kluis gebouwd. N. R. C. 27 Nov. 1912. De brand van de St. Jacobskerk te V1 issingen. De heer P. K. Dommisse, een der redders van het kerkelijk archief, schrijft ons uit Vlissingen „op den eersten verjaardag van den brand" het volgende: „Op den vijfden September van het vorig jaar, dus juist een jaar geleden, werd, uit onvoorzichtigheid van den loodgieter, de St. Jacobskerk en toren te Vlissingen door brand verwoest. Slechts kale muren en onder asch en puin bedolven grafzerken bleven over. Gelukkig waren, door de toewijdende hulp van het gansche publiek, het koperwerk, de bijbels, de beide archieven, alsmede de bibliotheek, uit 1600 deelen bestaande, gered. Het Avondmaalszilver bleef, trots de hitte, in de brandkast bewaard. Het zilveren doopvont, dat wegens weke- lijksch gebruik niet in de brandkast aanwezig was, werd als geblakerd hervonden, maar is, door de dienstvaardigheid van een zilversmid uit Middelburg, gratis, glansrijk en zoo goed als nieuw, hersteld. Toen men, bij den herbouw, besloot, om de kerkvloer, in vroeger tijd ten behoeve van het begraven opgehoogd, weer tot zijn oorspronkelijk grondvlak terug te brengen, moesten de grafkelders verwijderd en daartoe de grafzerken gelicht worden. Dit geschiedde in den winter, in het begin van het jaar 1912. De zerken kwamen, hoe voorzichtig ook behandeld, bij stukken en brokken uit hun voegen en velen waren reeds verbrijzeld, doordat de torenspits bij haar val juist op den kerkvloer is terecht gekomen, doordat vele der zerken van betrekkelijk zachte Namensche steen waren gemaakt en door ouderdom totaal waren vergaan en andere bij den brand, door vuur en water, veel te duchten hebben gehad. Zoowel de heer J. H. Tresfon, opzichter bij den herbouw, als schrijver dezes, begrepen, welk belang er gelegen was in het opnemen en beschrij ven van de merkwaardige zerken, waarvan het werkvolk uitriep: ,,'t zijn allemaal kapteins, die er onder liggen". Ja, 't waren kapteins en vice- admiralen uit den tachtigjarigen oorlog! 95 Wij verdeelden den arbeid zoo, dat de heraldische afdrukken op caique's door den heer Tresfon werden opgenomen, terwijl de grafschriften, door ons beiden opgeteekend en met elkander gecollationeerd, tot mijn beschikking bleven, om ze met archivale toelichtingen, naar ik hoop in het volgend jaar, het licht te doen zien. Hiertusschen worden nog tien nommers ingelascht, waarvan wel de opschriften ontbreken, maar die door het grafboek licht verspreiden over de rangschikking en het beheer der graven. Het noordertransept, tot heden afgesloten ten dienste der Engelsche kerk, is door de kerkvoogden aangekocht en wordt met de Groote Kerk een geheel. Dit en ook, dat, door een andere plaats voor het orgel te zoeken, het koor met verlengde ramen in het zicht komt, zal het inzicht in de kerk veel verfraaien". Net als bij ons. Naar aanleiding van een beschrijving van het prachtige Drossaardshuis te Meerhout in het Handelsblad van Ant werpen van 14 Nov. 1912, schrijft een Navorscher in diezelfde courant van 16 en 17 Nov. het volgende: „Ter gelegenheid van 't artikel van M. Juul Grietens „Het Drossaards huis te Meerhout" een aanmerking. Het archief van de buitengemeenten, dat voor 't grootste deel nog daar berust, verkeert in 't grootste gevaar. Het wordt bewaard op muffige zolders, in vochtige kelders, overal waar het maar kan vergaan. Ik weet een gemeente ik zal maar geen namen noemen waar er vijf karren belangrijke documenten ordeloos in stapel op zolder liggen. Nog verleden jaar verbrandden de papieren van eene belangrijke gemeente in de provincie. Voor eenige jaren gebruikte in eene gemeente de koster het archief, dat hij van den toren haalde, om er papieren zakken van te plakken voor zijn kruidenierswinkel. Die waren sterker, meende hij. Meer voorbeelden zijn overbodig. In de gemeenten liggen de docu menten vergaans gereed, en daar kunnen ze van geen nut zijn. Intusschen bestaat er te Antwerpen een „Staatsarchief", dat open staat om die docu menten te ontvangen.. Daar worden ze geïnventorieerd, gecatalogeerd en ten dienste van de zoekers gesteld, alle dagen. Daar zijn ze voor vergaan gevrijwaard. Mochten de goede wil van de gemeentebesturen en de zorg van Bestendige Afvaardiging en Middenbestuur samenwerken om de concen tratie van ons landelijk archief te bewerken, want dat alleen kan later nog getuigenis geven van 't schoon verleden van ons land".

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 33