88 van Stockum Jr. over de Hollandsche boekverkoopers enz. waard om er een hoofdartikel over te schrijven", in een droge opsomming voor komende, een beteekenis gehecht alsof het een „sneer" aan genoemde schrijvers bevat en in verband met die „sneer" wordt er een gevolgtrekking uit gemaakt, die voor ons archivarissen niet erg vleiend is. Maar laat ik zeggen, dat de zin geen „schamper woord" bevat, doch alleen mijn bedoeling weergeeft om een merkwaardig feit te constateeren. Ik betwijfel namelijk, of in de geheele reeks van het bedoelde tijdschrift voor boek en bibliotheekwezen ooit de kritiek over een pas verschenen boek in een hoofdartikel is belichaamd: is het dan niet waard dit geval kortelijk te vermelden? Trouwens, wij archivarissen moeten genoeg met onvolledige hulpmiddelen werken, dan dat wij niet de verschijning van het boek van den Heer Van Stockum zouden toejuichen, al betreuren wij de moeilijke verkrijgbaarheid. Een tweede zaak, waarover de maker der mededeelingen valt, is de vermelding in diezelfde literatuurkroniek (blz. 244/245) van de Regels voor den Alphabetischen catalogus. Ja, ik heb mij in de uitgave vergist; maar is het wonder, waar mij door onzen redacteur een boekje zonder titel of iets op het schutblad gewerd, waarin een kaartje „Aangeboden door de Centrale Vereeniging voor open bare leeszalen en bibliotheken"? Doch ook hier wordt een door mij gemaakte opmerking over substantief en nominatief met een „schamper woord" bejegend. Laat men het slot, dat misschien een beetje te hard klinkt, weg, dan blijft er alleen over mijn meening, dat het beter is inplaats van „substantief in den nominativus" te spreken van „zelfstandig naamwoord in den eersten naamval", een meening, die waarschijnlijk door vele leden van het Nederlandsch verbond gedeeld zal worden en misschien ook door Prof. Tiele zou zijn beaamd. B. L'Archivio di Stato in Milano nell' anno 1911. Milano, Palazzo del Senato. 1912. Het jaarverslag begint met de dankbare erkenning van de verdiensten van het nieuwe reglement voor de staatsarchieven, door den Koning goed gekeurd op 2 October 1911 De verhouding tusschen personeel en regeering is nu in overeenstemming gebracht met de wetten op den toestand der ambtenaren. Sedert veertig jaren is men aan het opbouwen van de tegenwoordige organisatie, en dat die ten slotte tot stand is gekomen, is voornamelijk te danken aan Bondini, Guasti en den senator Villari. Aan het einde van Juni was dr. Manaresi gereed met de ordening Zie Nederlandsch Archievenblad XVIII, bl. 41. 89 en beschrijving van de zeer belangrijke acten van den senaat en de rech terlijke colleges, die tezamen daarmede in 1786 werden opgeheven. Met het voorloopig ordenen en beschrijven van de archieven der rechtsprekende colleges na 1786 hield zich Luioi Pierrucci bezig. Dr. Ferorelli zetten den analytischen inventaris voort van de Registri Panigarola en de Statuti. De algemeene brievenverzameling was tot 1458 uitgezocht; dit werk is nu gevorderd tot 1460. Het uitgezochte materiaal kwam vooral ten goede aan de gezantschaps archieven te Rome. Van den aanvang van het pontificaat van Pius II tot het jaar 1460 zijn nu 2000 brieven chronologisch geordend en beschreven, waaronder menige origineele breve en ook eenige autografen van den beroemden paus, betrekking hebbende op het concilie van Mantua, den kruistocht tegen de Turken enz. Alles lag door elkander. Bullen en breven, tractaten, autographen, algemeene brievenver zameling en brieven van Napels waren de hoofden, waaronder de stukken gedeeltelijk waren bijeengebracht. De nieuwe rangschikking kost veel moeite en tijd, omdat de herkomst dikwijls niet onmiddellijk blijkt door het vaak ontbreken van de datums, de namen van schrijvers en ontvangers, enz. De rangschikking van de Sforza-registers is nog in voorbereiding. De hoofdambtenaar prof. Vittani hoopt in het volgende jaar gereed te komen met een voorloopigen beschrijvenden inventaris. Tot dusverre heeft hij niet kunnen ontdekken, dat deze stukken ooit geordend zijn geworden volgens de bureaux. Uit de interessante uiteenzetting van de moeilijkheden, die zich bij het werk voordoen, blijkt, dat geen der oude regelingen moet of zelfs kan hersteld worden, maar dat de gegevens alleen kunnen dienen om ook hier aan de registers de plaats te geven, die zij in het archief oorspron kelijk innamen. Daar zij nu volgens de oude inventarissen alleen naar den inhoud gerangschikt waren, moeten de grondslagen van de genoemde origineele ordening geheel worden gelegd. Wat tot dusverre bereikt werd, geeft goede hoop, althans voor het grootste deel der stukken. Om de identificeering te vergemakkelijken, zal de ordening worden toegelicht door een overzicht van de verschikkingen der registers met opgave van de signaturen, die zij hebben gedragen, zoodat de gegevens voor elk tijdperk gemakkelijk kunnen worden vergeleken. Een ander groot voordeel van dit werk, dat door dr. Vittani wordt gedaan, zal zijn, dat het tevens de grondslagen zal aangeven voor de rangschikking der Sforza-brieven. Dr. Manaresi zette de ordening voort van de charters van geestelijke gestichten, die vroeger door Bonomi bewerkt werden. Zijn werk is nu het eenige richtsnoer voor het terugbrengen van de stukken naar hun oorspronkelijke plaats. Een definitieve ordening is nog niet mogelijk.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 30