32 A priori kon verwacht worden, dat bij benoeming der Commissie leden rekening gehouden zou worden met de wenschen van alle kringen, die geacht kunnen worden voornamelijk belang te hebben bij een goede regeling van het archiefwezen. Juristen, historici en archaeologen zijn er in vertegenwoordigd, een letterkundige en meer dan één bibliothecaris hebben er zitting in en een assistent-archivaris is der Commissie als eerste secretaris toegevoegd. De achter hun titels gevoegde qualiteiten bewijzen ten overvloede nog, dat wij te doen hebben met mannen van naam en gezag, ieder op zijn gebied. Het zijn de volgende heeren Sir Frederick Pollock, Bt., voorzitter, Sir E. Vincent Evans, Knt., Professor C. H. Firth, M. R. James, Sir F. G. Kenyon, Sir Sidney Lee, Knt., Henry Owen, Henry R. Tedder, W. Llewelyn Williams, Hubert Hall, eerste secretaris en David R. Daniel, tweede secretaris. Reeds uit het uiterlijk van dit rapport, dat nog gevolgd zal worden door een tweede deel, blijkt, dat de Commissie geen moeite gespaard heeft om een volledig beeld te krijgen van hetgeen zij weten moest. Dit eerste deel, waarin de archieven besproken zijn, welke berusten in het algemeen archiefgebouw te Londen bestaat uit drie stukken. In het eerste daarvan zijn de resultaten neergelegd van het onderzoek met de opmerkingen, waartoe dit aanleiding gaf, en de voorstellen tot verbete ring op allerlei gebiedin het tweede en derde gedeelte vindt men als appendices alle getuigenissen afgedrukt van de personen, die in deze zaak gehoord zijn, met de hierover gevoerde correspondentie. Deze drie stukken samen beslaan niet minder dan 402 bladzijden druks in folio, waarvan 359 in kleinen druk, terwijl aan het geheel een alphabetische index is toegevoegd. Die indruk van ernstig onderzoek kan slechts versterkt worden door het lezen van dit lijvige werk, waarin de geheele geschiedenis van 's rijks archieven in Engeland en Wales vervat is, een publicatie, niet alleen van het grootste gewicht voor onze overzeesche naburen, maar ook voor ons. Kennis toch van buitenlandsche archieftoestanden wekt tot vergelijking op en kan leiden tot verbetering ook in naaste omgeving. Door de Regeering in staat gesteld haar taak zoo ruim mogelijk op te vatten, om zoodoende over alles een juist oordeel te kunnen vellen en den bestaanden toestand te kunnen toetsen aan hetgeen ter zake wenschelijk en mogelijk is, heeft de Commissie verschillende wegen ingeslagen. Zij heeft 23 vergaderingen gehouden, in 13 zittingen inlichtingen gevraagd aan 62 personen, die op 4418 vragen hebben geantwoord. Voor de technische bijzonderheden hebben zij zich natuurlijk gewend tot den archivaris en zijn staf en tot ambtenaren van de verschillende regeerings- De archieven van verschillende regeeringsdepartementen, hoewel voor een groot gedeelte in het archiefgebouw bewaard, zullen pas in het volgende deel van het rapport behandeld worden. 33 departementen, terwijl voor andere bijzonderheden tal van geleerden uit Engeland, Wales, de koloniën en Amerika gehoord zijn, als vertegen woordigers van de archiefbezoekers. Daarbij heeft de Commissie het echter niet gelaten. Na bekomen verlof van den Koning heeft een sub commissie, bestaande uit drie leden, den reisstaf opgenomen in April 1911, om persoonlijk een onderzoek in te stellen in de archieven van België; in Juni bezochten de voorzitter, de secretaris en vier leden Frankrijk voor dat doel, terwijl in April 1912 een zelfde gezelschap verschillende Neder- landsche archieven de eer van een bezoek waardig keurde. Dat de keuze op deze drie landen viel, was deels een gevolg van de ligging, als naaste buren op het continent, deels te danken aan den roep, die er uitging van de uitmuntende resultaten, welke daar door een wetenschappelijk systeem van archiefordening en beschrijving verkregen waren. Voor Nederland had het bij uitstek gunstige getuigenis van Miss Maud Sellers omtrent onze archieven den doorslag gegeven en het rapport heeft daardoor voor ons nog een bijzondere aantrekkelijkheidwant het relaas van Miss Sellers en het rapport dezer subcommissie ademen zulk een geest van waardeering voor het archiefwezen in ons land, dat de lezing den Nederlandschen archiefambtenaren weldadig moet aandoen. Door een hoogstaande buiten landsche commissie als navolgenswaardig voorbeeld aangehaald te worden, wat onze wetenschappelijke ordening en beschrijving der archieven aangaat, geeft voldoening over hetgeen bereikt is en moed om op den ingeslagen weg voort te gaan, al is men er zelf ook maar al te zeer van overtuigd, dat verschillende toestanden nog ver van bevredigend genoemd kunnen worden. Ook heeft de Commissie niet verzuimd schriftelijk inlichtingen in te winnen in de genoemde en ook in andere landen omtrent wetten en be sluiten betreffende de archieven en de instructies voor de ambtenaren 2). Als slot van het 3de stuk is als appendix een lijst gegeven van alle werken over rijksarchieven in Engeland en andere landen verschenen, welke voor het meerendeel door de Commissie geraadpleegd zijn, of waarnaar in de correspondentie verwezen is. De Nederlandsche publicaties op dit gebied zijn niet vergeten. Het Engelsche archiefwezen is geregeld bij de wet van 14 Aug. 1838 (Public Record Office Act), door de Commissie „Principal Act" Part III 134 vlg. Miss Sellers, die in 1910 gedurende zes maanden in de Nederlandsche archieven heeft gewerkt, verklaarde o.a.„I think they have the most elaborate system of any in Europa". Vooral betrof haar lof de provinciale en gemeente archieven. Jammer, dat zij op de vraag van den voorzitter, of er iets bijzonders op te merken was omtrent de ordening en beschrijving der archieven, met de „Hand leiding" niet bekend geweest schijnt te zijn en haar antwoord dus ontkennend luidde. In Part II 7273 zijn o.a. de Kon. Besl. van 1903 en 1904 opgenomen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 2