86 gewijs bewaart. Ook de vernietiging komt ter sprake; hij vertelt, dat wanneer het hoofd van dienst meent, dat enkele stukken hun waarde voor zijn administratie verloren hebben, deze daarvan mededeeling doet aan den archivaris, die het voor de geschiedenis belangrijke er uit zoekt en het overige vernietigt. Heeft daarentegen de archivaris de papieren reeds onder zich, en meent hij, dat het geschiedkundig belang zich niet tegen de ver nietiging verzet, en gebrek aan plaats deze gebiedt, dan doet hij daarvan mededeeling aan het hoofd van dienst in quaestie en handelt volgens zijn voorlichting. Le Bibliographe moderne. Courrier international des Archives et des Bibliothèques, publié sous la direction de M. Henri Stein. 15e Année (1911) NovembreDécembre. Paris, Auguste Picard. Op een artikel van C. M. Briquet over de papiermolens in het departement „La Corrèze" volgt een van G., Trouillard over de klappers op den Burgerlijken Stand. In 31 stellingen bespreekt deze de wettelijke regelingen, de bezwaren die deze geven en de verbeteringen, die aan gebracht zouden kunnen wordeneen belangrijke, die misschien zeer nuttig is, namelijk de aanleg van een kaart-klapper, noemt hij niet op. Tot slot der stukken volgt een verslag van den bibliothecaris Ameithon, over de Parijsche gemeente-bibliotheek in het jaar VI; de uitgever van dit totnogtoe niet gepubliceerde verslag is M. Furcy-Raynaud. Bibliothèque de l'école des Chartes. Revue d'érudition consacrée spécialement a l'étude du moyen-age. LXXIII, 3e et 4e livraisons, MaiAout 1912. Paris, librairie Alphonse Picard et Fils. Vóór het uitbreken van den 100-jarigen oorlog hebben de Fransche koningen bij verschillende hooggeplaatste personen adviezen ingewonnen, die hier door M. Jusselin worden medegedeeld, terwijl er zoowel van het stuk van H. FDelaborde over den oorspronkelijken tekst van de lessen van Lodewijk IX aan zijn zoon, als van dat van A. Dieudonné over de koninklijke munt van koning Karei V tot Karei VII het slot voorkomt. Een vierde artikel, van de hand van Ch. de la Roncière, behandelt de eerste poging tot colonisatie in Canada en wel naar aanleiding van een document in het Weensche Rijksarchief, dat door Dr. R. HMpke reeds in de Hansische Geschichtsblatter is gepubliceerd. In de Bibliographie wijdt V. Mortet naar aanleiding van een werk van Ludwio Traube (Palaeographische Forschungen, VterTeil: Autographa des Johannes Scottus) uit over de waarde der palaeografie ook voor lite rarische kritiek. Deutsche Geschichtsblatter. Monatsschrift zur Förderung der 87 landesgeschichtlichen Forschung. XIII Band, Heft 9—12. Gotha, F. A. Perthes. A. G. In het 9e nummer wordt de geschiedenis van het vuurwerk en de illuminatie door S. Sieber behandeld, in het 10e geeft R. F. Arnold een bibliografie van werken over de geschiedenis van Duitsche landen en plaatsen. In de laatste dubbele aflevering is als eerste stuk opgenomen de verhandeling van Prof. F. Hartuno over de Duitsche landstaten (Terri- torialstaaten) in de 16e en 17e eeuw, zooals die blijkt uit de vorstelijke testamenten. M. Wehrmann geeft een beredeneerde lijst van geschriften, sedert 1900 verschenen en voor de geschiedenis van belang, terwijl ein* delijk F. G. Schultheisz op het belang der reisbeschrijvingen als geschied bronnen wijst. Korrespondenzb 1 a11 des Gesammtvereins der deutschen Geschuchts- und Altertumsvereine. 1912 nos. 7—9. Berlin, Mittler und Sohn. De Noord-Westduitsche Bond voor geschiedenis is te Lüneburg bijeen gekomen, en de dubbele aflevering 7 8 geeft de drie daar gehouden voordrachten van Dr. Knorr over Haithabu (Haddebyer Noor in Oldenburg), van Dr. Hofmeyster over Oud-Lübeck en eindelijk van Dr. Schuchhardt over de Limes Saxoniae (LauenburgOldesloeKiel). In aflevering 9 heeft Dr. G. Liebe het over smaadgedichten, die in de vroegere gedeelten van de provincie Saksen het licht zagen, terwijl Dr. E. Müsebeck iets omtrent de publieke opinie gedurende de vrijheidsoorlogen, een honderd jaar geleden, mededeelt. ArchivalischerAlmanach. IV Jahrgang. Buchdruckerei Hohmann, Halle a. S. 1912. Reeds de 4e jaargang van dit zoo nuttige boekje ligt hier voor mij, als de „Almanach de Gotha" alleen goed bruikbaar voor wie de 3e heeft. Zou het geen aanbeveling verdienen een „blijvend gedeelte" te geven, en dan met verwijzing daarnaar elk jaar de sedert de verschijning van dat gedeelte bijgekomen literatuur enz. op te nemen? De voorrede spreekt van te laat ingekomen drukproevendaarom zullen de vragen vroeger verzonden wordenmag ik den lezers van dit tijdschrift wijzen op het belang van zulk een bijgewerkte en nauwkeurige opgave? Mr. L. G. N. BOURICIUS. Naschrift. In Het Boek van 15 Oct. 1912, blz. 317 en 318, valt de kroniekschrijver over eenige uitdrukkingen, gebezigd in een litera tuurkroniek van den XXen jaargang van het Archievenblad. Vooreerst wordt aan het zinnetje: „dr. C. P. Buroer Jr. acht het boek van W. P.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 29