82 beschreven tusschen de rekeningen van het geschot. Van meerdere reke ningen is een (vrij) volledige serie voorhanden; maar de gebruiker van den inventaris komt niet tot deze erkenning, voordat hij nauwkeurig alles heeft nagegaan. Deze moeite had hem gemakkelijk bespaard kunnen worden. Ook bij de bestekboeken en gaarboeken valt dit bezwaar op. En niet aan te bevelen is het zeker, dergelijke archivalia in één nummer te beschrijven, als zij niet ingebonden zijn, en over meerdere nummers te verdeelen, als zij wel ingebonden zijn. Een derde opmerking, die zich bij de vorige aansluit, is deze. Som migen geven, een serie beschrijvende, aan ieder deel een nummeranderen gebruiken voor eene serie slechts één nummer. Doet men (wat ik niet toejuich) het eerste, dan dient men in eene noot de noodige specificatie te geven van den inhoud van ieder nummer, anders heeft de methode waarde noch voor den archiefbeheerder nóch voor den gebruiker. Het aantal deelen toch wordt steeds vermeld en behoeft niet nog eens uit de nummering te blijken. Wanneer er afzonderlijke notulen zijn over bepaalde onderwerpen, komt het mij voor, dat deze ingedeeld moeten worden niet bij de notulen maar naar gelang van het behandelde onderwerp. Immers daarom heeft men ze afzonderlijk opgemaakt, om ze te kunnen bewaren, niet bij de notulen maar bij de overige stukken het bewuste onderwerp betreffende. De gebruiker van den inventaris zoekt ze op het onderwerpof er notulen, brieven of wat ook over dat onderwerp aanwezig zijn, laat hem koud, voor hem is van belang, of er stukken over het hem interesseerende onderwerp voorhanden zijn. Nu zal hij vergeefs zoeken. Minuten van stukken zou ik beschreven willen zien vóór de geregistreerde; om de anciënniteit behooren zij den voorrang te genieten. Deze opmerkingen gelden voor iederen inventaris. Verscheidenheid van spijs moge den eetlust bevorderen, het komt mij voor dat hoezeer ik zelf „vorschriftsmassig" werken niet ter bevordering der ambitie acht eenige vastheid in onze gebruiken te dezen opzichte dient te bestaan. Boven zei ik reeds, zorgvuldigheid te hebben geconstateerd. Daarom geen opmerking, maar slechts een tweetal vragen. Ware het niet gewenscht geweest ook de doopregisters enz. te behandelen als „gedeponeerde archieven" en niet als ingekomen stukken bij den maire. Waren de gaar boeken enz. inderdaad gedeponeerde archieven of werden zij aan de besturen overgelegd ter controleering van de rekening? De indeeling der acquitten van de rekeningen der gasthuis-armen (blz. 200, No. 105) in de rubriek betreffende de kerk en niet na No. 110 op bladz. 201 is zeker een lapsus? Op grond van wat ik opmerkte geloof ik, dat het gewenscht is, dat wij omtrent sommige zaken tot eenvormigheid komen. Tal van pietluttig heden zijn er, waarover geen ernstig man zal twisten, maar wat ik aangaf 83 zijn naar mijn ervaring zaken, die het gemakkelijk gebruik van den inven taris in sterke mate bevorderen. Daarom meende ik, bij alle waardeering voor de vele goede zorgen door Mr. Bos aan deze inventarissen besteed, eenige desiderata te mogen noemen. Assen, October 1912. JOOST1NG. Literatuur-kroniek. Verslagen omtrent 'sRijks oude archieven. XXXIV. 1911. 's-Gravenhage 1912. Het verslag van den waarnemenden Rijksarchivaris, Mr. P. A. N. S. van Meurs, begint met wat het archiefwezen in het algemeen betreft: de vraag namelijk, wat er moet geschieden met de rechterlijke archieven na 1813, nu de archiefdepots der rechtbanken langzamerhand vol raken. Onder het hoofd „ordening van de archiefverzamelingen" wordt de ge schiedenis der papieren van het klooster „St. Agatha" te Cuyk vermeld en tevens die der muntmeesters-archieven. Een „heraldisch archief", in 1909 aan het Rijk der Nederlanden vermaakt, kwam ten deele aan den Hoogen Raad van adel, ten deele aan het gemeentearchief te Gouda, ten deele aan de Koninklijke Bibliotheekslechts enkele stukken (er wordt ge sproken van „een luttele verzameling") bleef in het Rijksarchief, waar de splitsing had plaats gehad. De rechterlijke archieven werden aan de ge meenten 's-Gravenhage en Vlaardingen in bruikleen gegeven, de notarieele aan Gouda. Aan het slot klaagt de verslaggever over het geruisch, door de bestrating veroorzaakt; een door hem ondershands ingediend verzoek om een geluiddempende bestrating mocht tot geen gunstig resultaat leiden. Onder de aanwinsten is de inventaris der door Bakhuizen van den Brink nagelaten papieren te vindenonder de bijlagen de inventaris van die van Groen van Prinsterer; beide zijn door Dr. Colenbrander bewerkt. Als bijlagen volgen verder de serie inventarissen van de archieven van baljuw en mannen van beschikke van Westvoorne, van schout en schepenen, municipaliteiten, gemeentebesturen en maire van Ouddorp, Oudeland, Oude-Nieuwland, West-Nieuwland en den Ouden-Oostdijk en van Ouddorp c.a. en van dijkgraven en heemraden der vier genoemde polders door Mr. P. G. Bos, en de door den Heer J. C. Beth uitgebrachte verslagen over vernietigbare stukken in gemeente-archieven in Zuidholland (Zeven huizen en Moerkapelle). De genoemde archiefinventarissen zijn belangrijk, omdat er in gebroken is met het systeem van scheiding tusschen admini stratief en rechterlijk gedeelte. Het inventariseeren der protocollen van de Breda'sche notarissen, het vorig jaar begonnen, kwam gereedde inventaris van de hand van Dr.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 27