80
stijl. Mogelijk is deze stijl ook een gevolg van de werkwijze van den
schrijver. Men zou bij het lezen van een eindeloozen zin, met een paar
tusschengeschoven zinnen voorzien, gaan veronderstellen, dat de schrijver
eenige zijner gegevens in den zin medegedeeld had, daarna nog eenige
bijzonderheden vond en die er als tusschengeschoven zinnen invoegde.
Doch niettegenstaande deze gebreken blijft het werk van Dr. Meilink
een zeer belangrijke aanwinst voor onze handelsgeschiedenis, onmisbaar
voor eiken historicus.
Leiden. H. A. POELMAN.
Mr. P. O. Bos. Inventarissen van de archieven van baljuw en
mannen van beschikke van Westvoorne, van schout en schepenen,
municipaliteiten, gemeentebesturen en maire van Ouddorp, Oudeland,
Oude Nieuwland, West-Nieuwland en den Ouden-Oostdijk en van
Ouddorp c.a. en van dijkgraven en heemraden der vier genoemde
polders. 63 blz. Overdruk uit Verslagen omtrent 's Rijks oude
archieven 1911.
Het vroegere eiland Westvoorne bevatte twee plaatsen: Ouddorp en
Goeree, welk laatste stedelijke rechten verkreeg. De kerspelkerk stond te
Ouddorp, Goeree bezat slechts een kapel, totdat in 1450 deze kapel van
hare moederkerk werd afgescheiden en tot kerspelkerk werd verheven.
Ouddorp omvatte de poldershet Oudeland van Diepenhorst, het Oude-
Nieuwland en het West-Nieuwland; Goeree de stad Goeree en den polder
de Oude-Oostdijk. De polders hadden uitteraard tal van gemeenschappe
lijke belangen, waardoor een band tusschen hen werd gelegd, terwijl de
band van de stad Goeree tot den polder de Oude-Oostdijk in verloop van
tijd losser werd. De tegenwoordige grensscheiding tusschen de gemeenten
Ouddorp en Goedereede vertoont hiervan den terugslag.
Administratief en rechtelijk stond Westvoorne onder het opperbewind
van baljuw en leenmannen van Voorne, die voor het directe toezicht
aanstelden een (substituut-)baljuw van (Goeree en) Westvoorne en mannen
van beschikke, die het eerst worden genoemd in de keur van Voorne d.d.
1520. Oorspronkelijk 7 in getal, worden na 1656 slechts 3 mannen van
beschikke genoemd; sedert 1696 treden 4 op, uit iederen polder één. In
de 18de eeuw vulde het college zich zelf aan. Baljuw en mannen van
beschikke oefenden naast hunne administratieve functie (vooral in polder
zaken) ook de rechtspraak uit, de crimineele inbegrepen.
Het schoutambt over de drie oude polders van Westvoorne schijnt
steeds in tweeën te zijn gesplitst, immers reeds in 1317 wordt gesproken
van het schoutambt van half den lageren ban ambacht Westvoorne).
7 schepenen stonden hem ter zijde3 uit het Oudeland, 2 uit het Oude-
81
Nieuwland en 2 uit het West-Nieuwland. Te recht werd gezeten aan den
blauwen steen in Ouddorp; eerst in de 18de eeuw werd een dorps- en
polderrechthuis gesticht. De voornaamste taak van schout en schepenen
schijnt te hebben bestaan in den dijkschouw, doch ook in andere admini
stratieve zaken zien wij hen optreden (toezicht op het beheer van de arm
en kerkbesturen enz.). Bovendien hadden zij de civiele en crimineele
justitie te verzorgen, behoudens hooger beroep. Het geheele eiland res
sorteerde onder hen behalve de stad Goeree.
In 1724 verkochten de Staten van Holland de 4 polders. De
ambachtsheer vereenigde in later tijd ook de functie van schout in zich.
Zoo waren in het tweede kwart der 18de eeuw ambachtsheerlijkheid en
schoutambt in ééne hand. De ambachtsheer werd nu de groote mande
baljuw geraakte op den achtergrond, behalve waar het de crimineele justitie
betrof. In 1796 schijnen baljuw en mannen van beschikke te zijn ver
dwenen. De municipaliteiten der verschillende polders volgden hen op,
op hun beurt weder (in 1804) vervangen door het gemeentebestuur van
Ouddorp c.a. (de 4 polders), welks taak in 1811 aan den maire overging.
Van het archief van baljuw en mannen van beschikke is weinig over
gebleven, meer van dat van schout en schepenen en van de hen opge
volgde besturen. Van een en ander zijn inventarissen vervaardigd door
Mr. P. G. Bos, die in zijn vorig jaarverslag eene uitvoerige toelichting
omtrent de genoemde besturen heeft gegeven, waaraan ik het bovenstaande
ontleende. Die toelichting is bizonder belangrijk, zooals de boven gegeven
summiere schets kan doen vermoeden.
Aan de hand van de bestuursinrichting zijn de gevonden archieven door
Mr. Bos ingedeeld en beschreven en, voor zoover ik kan nagaan, heeft hij
dit gedaan met de vereischte zorgvuldigheid. De redactie is over het
algemeen duidelijk, en te waardeeren is het, dat de bewerker voor de
verschillende archieven rekenschap heeft gegeven van zijne wijze van
indeeling.
Naar aanleiding van dezen inventaris heb ik echter enkele wenschen.
Het komt mij bepaald noodig voor, dat een inventaris worde verdeeld
in genummerde (en geletterde) rubrieken en onderrubrieken en dat deze
indeeling worde vastgelegd in een inhoudsopgave. De bruikbaarheid en
overzichtelijkheid worden daardoor ten zeerste bevorderd.
Het komt mij gewenscht voor, dat in één nummer, en althans in ééne
omschrijving, wordt samengevat, wat van éénzelfde natuur is. Dit be
vordert de duidelijkheid in hooge mate. Wanneer, zooals Mr. Bos doet,
de rekeningen van het geschot worden verdeeld over tal van omschrij
vingen, terwijl zij herhaaldelijk samengevoegd hadden kunnen worden,
wordt wel de inventaris grooter maar evenzeer het goede overzicht minder.
Dit klemt te meer, waar meer dan eens stukken van anderen aard zijn