60
zijn ellendig, en als hij zegt, dat daar koekoeken en wolfskuilen zullen
zijn, dan antwoord ik: die zullen ellendig en onbruikbaar zijn. Men moet
ze bedekken met glas of roosterszij zullen wegens het verkeer op dat
punt dadelijk vuil wordenvan het openen van de ramen onder den grond
zal geen sprake kunnen zijnhet vuil zal het licht geheel wegnemendus
die geheele inrichting van wolfskuilen en koekoeken is erbarmelijk. Wat
nog even gaan zou, ofschoon het nog niet mooi zou zijn, is, wanneer men
een inrichting maakte zooals bij Oorlog en bij Buitenlandsche Zaken, en
zooals op mijn teekeningetje gezien wordt. Dat zou heilig zijn naast wat
nu ontworpen is, en dat zou te verkrijgen zijn door het geheele gebouw
eenigszins naar boven te werken. Dan kunnen wij betere en fatsoenlijker
kelders hebben. De inrichting, zooals die nu is ontworpen, is en blijft in
mijn oogen gruwelijk.
Nu zegt de Minister: dat is niet zoo erg, want de ambtenaren leven
er niet, die werken in de bureau's en daar zijn ze heel netjes geïnstalleerd.
Mijnheer de Voorzitter! Ik kan getuigen, dat de Minister het volkomen
mis heeft. Ik heb dat werk in loco bijgewoond, jaren lang. Ik heb het
bijgewoond in al onze provinciale archieven en ik weet hoe dat gaat.
Men moet elk oogenblik in de bewaarplaatsen zijn en de portefeuilles
nakijkenhet gaat in de practijk niet aan al die portefeuilles te sleepen
naar het bureelvertrekzij moeten ter plaatse herhaaldelijk worden geopend,
nagekeken, geschift en behandeld. Dat heeft tengevolge, dat de ambtenaren
er een groot gedeelte, zoo niet het allergrootste, van den dag zijn.
Wat betreft de inrichting van archieven, kan ik mij beroepen op eenige
ondervinding, omdat ik er zooveel hier in ons land heb moeten bouwen".
De heer Regout, Minister van Waterstaat, sprak ten slotte
„Mijnheer de Voorzitter 1 Slechts een enkel woord naar aanleiding
van de laatste woorden van den geachten afgevaardigde uit Gulpen Er
mag geen misverstand blijven. Het is zeer beslist mijn bedoeling, dat
de Regeering absoluut vrij zal blijven, zoowel wat betreft de wijze waarop
zij deskundige voorlichting zal inwinnen, alsook omtrent hetgeen zij later
aan de Kamer zal mededeelen. Het is zelfs niet uitgesloten, dat ik een
advies zou inwinnen alleen door bespreking met een deskundige, al ligt
dat thans niet in mijn bedoeling. Ik ben dus geheel vrij, om later de
Kamer eenvoudig mede te deelen, waartoe ik besloten heb naar aanleiding van
het deskundig advies, zonder eenige verplichting om dat advies over te leggen".
Daarna werd de algemeene beraadslaging gesloten en de motie van
orde van de Commissie van Rapporteurs, benevens het wetsontwerp, zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
x) Ruys de Beerenbrouck, die namens de medevoorstellers van de motie
gezegd had, dat het hunne bedoeling was, ook mededeeling te ontvangen van het
nader deskundig rapport, dat aan den Minister zal worden uitgebracht.
61
Ons Herkomst-beginsel.
In den kortelings verschenen inventaris van het archief van het St.
Elisabeths-gasthuis, berustende in het archief der gemeente Utrecht, vindt
men als No. 1002bis opgenomen een tweede exemplaar van den onder
No. 1002 beschreven broederschapsbrief. De noot deelt mede, dat dit
bisnummer is opgenomen „op verlangen van den archivaris". De verant
woordelijkheid voor de opname rust dus niet op mij maar de zaak
schijnt mij eene bespreking waard in verband met ons herkomst-beginsel.
Van het stuk hebben indertijd 4 exemplaren bestaan, bestemd voor
de 4 belanghebbenden: 1 was bestemd voor de regenten der broeder
schap, 1 voor „de voirseyde executeurs", 1 voor de Armen-noodhulp
(welke bij opheffing der broederschap achttien morgen land zou ontvangen)
en 1 voor het weeshuis (St. Elisabeths-gasthuis).
Nu is het bewuste duplicaat geadresseerd, zooals ook de inventaris
vermeldt: pro decano, en dus voor den Domdeken. Het moet dus inder
tijd hebben berust in het archief van het DomkapittelJ) en daaruit te
eeniger tijd zijn afgedwaald. Bij de inventariseering van dit archief be
hoort dus deze broederschapsbrief te worden opgenomen in eene rubriek,
welke doet zien, met welke zaken de Domdeken buiten zijne eigenlijke
functie in aanraking is geweest.
Eenige reden om het stuk in te lijven in het archief van het St.
Elisabeths-gasthuis scheen mij niet te bestaan, omdat dit gasthuis zelf een
exemplaar ontving en nog bezit. En de gegeven argumentatie dat dit
stuk „dat vroeger wellicht niet in het weeshuis-archief berust heeft", in
dat archief is ingelijfd, „daar het andere exemplaar onder Regenten
berust", schijnt mij niet afdoende. Eerstens zal er m. i. een lacune
zijn in het archief van het Domkapittel, omdat dit voor den Domdeken
bestemde stuk zal ontbreken, ten tweede is het m. i. niet aan te be
velen in een archief stukken uit een ander archief in te lijven, wanneer
dat andere archief bestaat en zelf behoefte heeft aan het stuk, en ten
derde schijnt mij de argumentatie niet afdoende, omdat het stuk door
Mr. S. Muller Fz. is uitgegeven in het Archief voor het aartsbisdom
Utrecht3), en dus niet alleen voor iedereen toegankelijk is, maar zelfs in
afdruk op het gemeente-archief van Utrecht voorhanden moet zijn.
Onbekend is het mij, of een lid of een voorzaat (langs mannelijke
J) Evenmin behoef ik die te dragen voor de nummers 873 en 873bis van den
inventaris van het archief van het Regulieren-klooster.
2) De regenten der broederschap (de Domdeken, de schepenburgemeester en
een afstammeling uit het geslacht Soudenbalch) blijken geen ai chief te hebben
gevormd.
3) Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, deel XXX (1905),
bladz. 121-127.