48 archief als het Engelsche doen de bezwaren zich veel meer gevoelen. De ouderen hebben het zelf dikwijls druk en bovendien is er heel veel kans op eenzijdige ontwikkeling. Dat de aldus opgeleiden de bezwaren zelf niet gevoelen, ligt wel eenigszins voor de hand. Zij, die ze volkomen hebben overwonnen, zullen wijzen op de grondigheid van deze methode; anderen gevoelen zelf de leemten van de opleiding niet, omdat zij berekend zijn voor het onderdeel, dat hun is opgedragen. Dit zal wel de reden zijn, dat èn archivaris èn enkele andere ambtenaren de tegenwoordige opleiding zeer voldoende achtten. Een enkele ambtenaar gaf toe, dat verbetering in dezen gewenscht was. Hoezeer de Commissie ook l'Ecole des chartes te Parijs als een ideaal bewonderde, kan zij toch een dergelijke opleiding voor Engelsche archiefbeambten niet aanraden, omdat in Frankrijk behalve aan het archief te Parijs 86 hoofdambtenaren aan de departementale archieven noodig zijn en in Engeland slechts voor een zeer klein aantal jongelui, die deze studie zouden volgen, plaats is. Beter dunkt haar de methode, die men in België volgt, n.l. dat na het examen de geslaagden enkele cursussen in de technische wetenschappen moeten loopen. Voor Engeland zou dan het gewone vergelijkende examen van kracht kunnen blijven, maar voor archiefambtenaren zouden onder de eischen Latijn, Fransch en geschiedenis moeten behooren. Een jaar lang zouden daarna cursussen gevolgd moeten worden in middeleeuwsch Fransch, middeleeuwsch Latijn, geschiedenis van rechterlijke instellingen, middeleeuwsch recht, palaeographie, diplomatiek en vooral de methode en middelen van onderzoek. Van de verkregen kennis zou daarna nog door een examen moeten blijken. Wat het archiefgebouw betreft kan ik kort zijn. Het bestaat uit vier blokken, waarvan het eerste blok in 1855 in gebruik werd genomen. Toen het te klein werd, werden in de Chancery's Lane en Rolls Yard verschil lende particuliere huizen bijgetrokken, doch deze werden in 1892 gesloopt. Ook andere depots werden buiten gebruik gesteld of gesloopt, zooals de Rolls Chapel, en in 1866, 1895 en 1899 werd telkens nog een blok bij het centraalarchief gevoegd. Het gebouw bevat in vier verdiepingen 113 vertrekken voor archieven, alle van ijzeren deuren voorzien, brandvrij en uitkomende op breede gangen. In 9098 kasten, metende 9654 meter, zijn de archieven bewaard. Twee groote bezwaren zijn aan de ligging van het gebouw verbonden. In de onmiddellijke nabijheid verheffen zich fabrieksschoorsteenen, die niet alleen het gevaar voor brand vergrooten, doch het bijna onmogelijk maken, als de wind de rook in de richting van het archiefgebouw drijft, een venster aan de windzijde te openen. Vooral in een der leeszalen is dan alles met een laag zwart, vettig stof bedekt. De klachten over stof zijn dan ook, zooals reeds opgemerkt is, tamelijk menigvuldig en, hoewel ieder vertrek om de tien jaar een groote schoon maakbeurt heeft, schijnt dit niet voldoende te zijn. Een tweede bezwaar is 49 de moeielijkheid van uitbreiding. In 1916 zal alles vol zijn, zoodat het raadzaam is, aangrenzende huizen aan te koopen. Onder de kleinere bezwaren treft ons die van gebrek aan licht en lucht. Drie groote leeszalen, die langzamerhand te klein worden om de bezoekers te bevatten, enkele kleinere leeszalen en de noodige vertrekken voor ambtenaren en administratie nemen de overige ruimte in. Aan het slot van dit overzicht gekomen, rest mij nog met een enkel woord melding te maken van de toegankelijkheid der archieven. Er worden vooral meer inventarissen en indices verlangd, doch daarnaast betere regelingen omtrent de toegankelijkheid der archieven van de depar tementen. Vroeger was voor de gouvernementspapieren, die in een afzon derlijke leeszaal nagezien kunnen worden, speciale vergunning noodig van het hoofd van het departement, wien het aanging. Later is deze vergunning alleen verlangd voor stukken na een zeker tijdstip, bijna bij ieder depar tement verschillend. Lastig is het ook, dat bij onderzoek van papieren van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken de gemaakte aanteekeningen eerst nagezien moeten worden door de betrokken hoofden en men copieën van andere dan in het Fransch en Latijn gestelde stukken in het Engelsch vertalen moet. Dat dit slechts een formaliteit is, blijkt telkens en zou daarom afgeschaft dienen te worden. Een vast tijdstip van toegankelijkheid zou verder zeer dienstig zijn, b.v. voorloopig tot 1837. Latere stukken zouden niet in het archiefgebouw ondergebracht moeten worden, doch wat daar berustte, moest het publiek kunnen gebruiken. Behalve de reeds in de vorige bladzijden vermelde voorstellen tot verbetering, wijst de Commissie er nog op, dat de bibliotheek, die uitge breid zou moeten worden vooral met allerlei bronnenpublicaties, ook beschikbaar zou moeten zijn voor de archiefbezoekers. Dit is, evenals vele andere verbeteringen, een kwestie van geld, doch daarin mag de Regeering niet te schriel zijn. Van de werken, waarvoor van archiefstukken gebruik gemaakt is, zou een exemplaar aan het archief ten geschenke gegeven dienen te worden. Alleen voor copieën enz. van bewijsstukken in rechte zou betaald moeten worden. Het is der Commissie vooral bij vergelijking van de buitenlandsche archieven gebleken, dat een zoodanige centralisatie, als in Engeland bestaat, niet in het belang der archieven is. Zij beveelt daarom het stichten van provinciale archiefgebouwen ten zeerste aan en als voorbeeld voor dergelijke depots ik vermeld het met ingenomenheid wijst zij nadrukkelijk op het archiefgebouw te Rotterdam, „which ought certainly to receive the careful consideration of any local authority desiring to erect a record repository on a scientific and economical plan" H. C. H. MOQUETTE. J) Part 11 140.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 10