24 Nu vraagt de heer Cuvelier, of het niet mogelijk is, dat zoo'n geduehte boef zijn eigennaam heeft overgedragen aan zijne navolgers, zoodat voortaan elke beruchte booswicht bietebauw geheeten werd? Natuurlijk ziet hij aan den anderen kant de mogelijkheid niet voorbij, dat bedoelde boos wicht geen familienaam had en hem de naam van bietebauw als een bijnaam gegeven werd. Maar tot nog toe is ons dat woord pas bekend van de tweede helft der XVIe eeuw. Zoolang het niet wordt aangetroffen in teksten van vóór het tweede kwartaal der XVIe eeuw, blijft de onzekerheid bestaan. De schrijver drukt dan de teksten af, die hem aanleiding gaven tot deze bijdrage. Zij komen alle voor in de rekeningen van den Amman van Brussel (Archief der Rekenkamer op het Algemeen Rijksarchief aldaar). De bekende heer Jan Bols geeft in de Maart-aflevering een zeer lezens waardig opstel over Oude muurschilderingen in onze kerken, terwijl in de Mei- en Juni-afleveringen de heer Cuvelier belangrijke bijzonderheden mededeelt over De tapijtwevers van Brussel in de XVe eeuw, daartoe in staat gesteld door den heer Gaston Moeremans van Dilbeek, die met andere stukken onlangs het Register der Statuten en Ordonnanciën, alsmede der intredingen, van het groot- of wolleweversambacht, van het jaar 1417 tot in de 18e eeuw, aan het Algemeen Rijksarchief te Brussel geschonken heeft. Het Jaarboek bevat naast de gewone rubrieken de levensbeschrijving met portret van Jan Bouchery en van Alexander Baumoartner S. J. Antwerpsch Archievenblad, uitgegeven op last van het Gemeentebestuur, door F. Jos. van den Branden. Deel XXVI. Afl. 2—4. Antwerpen. Drukkerij F. Wauters. De uitgave van het Clementijnboeck wordt hierin beëindigd. Het laatste stuk is van 28 Augustus 1414. Voortgezet wordt de druk van de Collegiale Actenboeken 1581 1583, terwijl ten slotte begonnen wordt met het afdrukken van het Oudt Register mette berderen, dat als een soort aanvulling en voortzetting van het Clementijnboeck beschouwd kan worden en loopt over de jaren 1336 1439 met enkele posterieure akten tot 1460. De uitgever drukt de akten, die in het Register zelf niet chronologisch zijn ingeschreven, in chrono logische volgorde af. Rivista delle Biblioteche e degli Archivi, diretto dal Dr. Guido Biagi. Vol. XXI e XXII, Vol. XXIII, num. 15. Firenze 1910—1912. In jaargang XXI van dit tijdschrift brengt de directeur van het Rijks archief te Napels, dr. Eugenio Casanova, verslag uit van het eerste inter- 25 nationale congres van archivarissen en bibliothecarissen te Brusseleen aanvulling (un po' di commento) daarop geeft de redacteur dr. Biagi. De heer Amelli vervolgt zijn index op de manuscripten in de Ambrosiaansche Bibliotheek, terwijl Giuseppe Baccini uiteenzet, hoe in 1860 en eerstvol gende jaren de overdracht heeft plaats gevonden van het A r c h i v i o storico italiano aan de Rijkscommissie voor Vaderlandsche geschie denis. Dit belangrijk tijdschrift, dat in 1842 was opgericht door Gian Pietro Vieusseux en tal van beroemde medewerkers telde, die in waardevolle studies onderwerpen van politiek, van geschiedenis, van literatuur en kunst behandelden, had zich zoowel in Italië zelf als in het buitenland in een goeden naam en een grooten kring van lezers mogen verheugen. Maar na de glorierijke gebeurtenissen van 1859, die geleid hadden tot de éénheid van Italië, begon de energieke oude leider van het tijdschrift, die daarin zulk een groot aandeel had genomen, behoefte aan rust te gevoelen en trachtte hij den eigendom en de directie van het tijdschrift aan den Staat over te doen. De weldra begonnen onderhandelingen worden hier uitvoerig meegedeeld; het resultaat was, dat reeds den lsten Januari 1865 het eerste nummer van de Derde Serie door den nieuwen directeur Carlo Milanesi, gekozen door bovengenoemde Commissie, kon worden uitgegeven. Op blz. 111 wordt de Atlas der Nederlandsche Palaeographie zeer waardeerend aangekondigd door den heer Rostagno, die onder meer de nauwkeurigheid in de transscriptie uitbundig prijst: „Questa trascrizione appare fatta con molta diligenza ed esattezzae non questo un piccolo pregio dell' Atlante paleografico olandese". En in Nederland zelf wordt juist over deze transscripties ook door zeer bezadigde menschen een min gunstig oordeel geveld; nu ziet men toch weer, dat een profeet in zijn eigen land nooit geëerd wordt. In jaargang XXII komen naast vele opstellen van bibliografischen aard een tweetal studies voor, die voor ons van meer speciaal belang zijn. De eerste is de brief van den thans reeds overleden Frans Ehrle, S. J. te Rome aan den redacteur over het restaureeren van handschriften, geschreven naar aanleiding van het hiervoor genoemde verslag van Casanova over het Brusselsche archiefcongres. Hij komt in dat schrijven op tegen eenige onjuistheden in dat verslag, wat betreft het meegedeelde over de ervaringen van onzen landgenoot Schoengen opgedaan, toen deze een persoonlijk onderzoek instelde naar de wijze van restaureeren van hand schriften in de Vaticaansche bibliotheek. En nauwelijks had pater Ehrle zijn schrijven voltooid, of hij ontving een overdruk van Schoengen's congres-voordracht, waaruit blijkt, dat deze zich inderdaad anders heeft uitgelaten dan in het verslag van Casanova was weergegeven. De betrek kelijke passage uit Schoengen's voordracht wordt vertaald medegedeeld. De tweede studie, die onze aandacht trekt, is die van Antonio

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1912 | | pagina 18