10
„De omstandigheid, dat de commies-chartermeestermij tijdens mijn
zomerverlof in 1909 de drukproeven niet had opgezonden, heeft wel
voornamelijk veroorzaakt, dat dat onbegrijpelijke en gewrongene in
mijn betoog mij voor het afdrukken niet is opgevallen. Bij eigen
handige verbetering van de drukproeven was zoo iets stellig aan het
licht gekomen".
De schrijver (het was steeds zijn gewoonte) schuift in die nota
wederom de schuld voor eene „drukfout" in een aan mij geheel onbekend
drukproefje op mijne kap. Die nota behoort immers gelezen te worden
als volgt„De omstandigheid, dat de luitenant der infanterie J. G. H.
mij tijdens mijn zomerverlof in 1909 de drukproeven niet had opge
zonden enz.
Wat heeft die luitenant met die stukken te maken?Ziehier:
Tijdens het zomerverlof van den schrijver (C. C. D. Ebeli.) berustte volgens
mijne dienstinstructie op mij de volledige dienstwaarneming ten rijks-
archieve. De archivaris had echter zijne maatregelen genomen om al de
voor zich bestemde stukken niet bij den waarnemenden archivaris, doch
bij den luitenant v.n. te doen bezorgen. Hier werden de stukken gesor
teerd en doorgezonden. Zoo geschiedde het dan ook, dat bedoeld druk
proefje nimmer onder mijn oogen is gekomen, ook al beweert zulks de
bovenaangehaalde nota.
Heb ik dat drukproefje dus niet gezien, dan heb ik daarin ook geen
drukfout laten staan, zooals ieder lezer mij gaarne zal toegeven.
Daar ik echter overtuigd ben, dat eenigen de onware voorstelling van
den heer Ebell zullen lezen, neem ik mijn toevlucht tot uw veelgelezen
blad, in de hoop, dat op die wijze de platte leugen weersproken worde.
Met oprechten dank voor de plaatsing heb ik de eer te verblijven
Uw dienaar
's-Hertogenbosch, 24 Juli 1912. Dr. C. F. X. SMITS
In het nummer van 29 Juli derzelfde courant (no. 175) verscheen
daarop
M. de Red. Aangezien ik van oordeel ben dat, wanneer eenige bij
drage in een vakblad aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen,
deze dan ook geplaatst behooren te worden in dat vakblad, wensch ik
hier in uw blad niet te antwoorden op het ingezonden stuk van dr. C. F. X.
Smits, d.d. 24 Juli 1912, opgenomen in het nummer van 26 dezer (no.
173). Hen, die belangstellen in mijn antwoord, moet ik dus verwijzen
naar een der eerstvolgende nummers van het Archievenblad.
Achtend,
's-Hertogenbosch, 26 Juli 1912. C. C. D. EBELL."
Aldus in het ingezonden stuk, niet echter in de noot, waar commies staat.
11
Als repliek trof men in het nummer van 30 Juli (no. 176) het na
volgende aan
„Geachte Redactie, Niet anders dan ik verwacht had, kruipt de heer
Ebell in zijn schulp tegenover mijn ingezonden stuk in uw geacht dag
blad van 24 dezer. Hij verwijst immers tot voortzetting van het debat
naar het Nederl. Archievenblad. Ook hierin zal ik hem gaarne van ant
woord dienen. Dit wat het technische gedeelte betreft.
Blijft echter over de platte leugen (of lastertaal liever) te her
roepen, die hij met zooveel gerustheid in het Nederl. Archievenblad
neergeworpen heeft tot schande van een onpartijdig, wetenschappelijk
tijdschrift.
De waarnemende Rijksarchivaris in Noord-Brabant,
Dr. C. F. XAV. SMITS.
's-Hertogenbosch, 29 Juli 1912".
Juist de omstandigheid, dat ik in het Nederlandsch Archievenblad een
„platte leugen" zou hebben doen opnemen, noopt mij om het eerste
der drie ingezonden stukken te bespreken in ditzelfde blad. Aan dr. C.
F. Xav. Smits heb ik niets te antwoorden.
Nadat ik op 1 Juli 1909 met zomerverlof was vertrokken, verzocht
de commies dr. C. F. X. Smits (die mij ambtshalve tijdens mijn verlof
verving) op 2 Juli aan den Directeur van het Postkantoor om alle dienst-
stukken gedurende mijn verlof aan het archief te doen bezorgen (dagelijks
van 10 tot 4 ure). De minuut van dit schrijven bevond zich in Juni 1911
nog bij de dienstcorrespondentie van 's Rijks archief in Noordbrabant. De
voor mij persoonlijk bestemde postzaken werden mij opgezonden door den
klerk D. Strikkers, die zich met het toezicht op mijn huis had willen belasten.
Kort vóór mijn vertrek op 1 Juli had ik de eerste proeven van het
jaarverslag nagezien, doch alleen op de eigenlijke drukfouteneen latere
grondiger correctie met nauwkeurige tekstvergelijking had ik door gebrek
aan tijd moeten uitstellen tot de revisies. Daarom had ik. ook de minuut
van het verslag mee op reis genomen.
De drukproeven werden tot dat jaar steeds gezonden aan den Rijks
archivaris in Noordbrabant. Die revisies zijn dus ook aan dat adres
verzonden. Ze zijn weder bij het Departement teruggekomen met een
imprimatur. Toen ik 4 Augustus van verlof terugkwam, was het ver
slag reeds afgedrukt!
De bedoeling van de toezending der drukproeven zal overigens wel
zijn om den stellers van de verslagen persoonlijk gelegen
heid te geven ze na te gaan en te verbeteren, zoodat een plaatsvervangend
ambtenaar ze behoort op te zenden aan den chef, wanneer deze afwezig
is, tenzij dat deze hem de correctie uitdrukkelijk heeft opgedragen. In de