248 op Meiche's studie van de namen „Mantel" en „Zuckmantel" en wel naar aanleiding van opmerkingen van O. Philipp. H. Aicher bespreekt in de 4e aflevering de nieuwe onderzoekingen op het gebied der Middeleeuwsche chronologie een zeer degelijk stuk werk, waarbij ook van de Nederland- sche literatuur een druk gebruik is gemaakt. Hij geeft als zijn gevoelen te kennen, dat de Romeinsche kalender tot in het laatst der 11e eeuw in gebruik bleefin die eeuw echter meestal slechts voor natuurverschijnselen, overlijden en kerkelijke „Anlasse"in zijn plaats drong de heiligenkalender door, vooral toen de landstaal in gebruik kwam, totdat langzamerhand onze gewone dateering volgt. Daarna bespreekt de schrijver de verschil lende jaartijden om te eindigen met den wensch, dat de (heiligen-) kalenders meer bestudeerd mogen worden en vooral de kerkelijke feesten. Ook verder is de 4e aflevering belangrijk zij bevat enkele artikelen der Koninklijk Beiersche verordening voor den hoogeren staats-archiefdienst voornamelijk de toelating tot dien dienst na het met goed gevolg afleggen van een examen komt ter sprake door een naschriftje van Dr. Otto Riedner (München). De 5e aflevering eindelijk bevat een verhandeling van W. M. Becker over het studentenleven in de middeleeuwen. Korrespondenzblatt des Gesammtvereins der deutschen Geschichts- und Altertumsvereine. 1911 no- 912, 1912 no. 1 en 2. Berlin. Mittler und Sohn. Behalve de verhandelingen, op de vergadering van den Zuidweste lijken bond voor historische onderzoekingen te Frankfort gehouden, brengt de aflevering 910 een verhandeling van Dr. O. Posse over Zapon, Neu- zapon en Cellit. Aflevering 11 12 bevat de voordrachten, op den „Archiv-Tag" in September j.l. te Graz gehouden. Prof. Dr. O. Redlicei uit Weenen sprak er over de staatsarchieven in Oostenrijk, die bestaan uit het „Haus-, Hof- und Staatsarchiv" (stichting 1749), „Kriegsarchiv" (1876), „Hofkam- merarchiv" (1867, finantiën) en de „Landesarchiven"vooral weidde hij uit over de organisatie en het gebruik, dat er van gemaakt wordt. Dr. Zimmermann uit Wolffenbüttel behandelde de vraag, wat in archieven verzameld moet worden. Na de pauze kwam Dr. Grotefend aan het woord met een bespreking voor de vuist weg van de nieuwe archief bewaarplaatsen in Noord-Duitschland, vooral van die onder zijn beheer te Schwerin J)tusschen het magazijn en het administratiegebouw is te Schwerin 1) Dat hij stilo curiae voor Delftschen stijl aanneemt, inpiaats van voor stijl van het Hof van Holland, zullen wij hem maar vergeven. -) Op een afzonderlijk blad komen een paar (buiten-)afbeeldingen en een der plattegronden voor. 249 geen gang, doch een pakkamer, wat met even groote brandvrijheid een groot voordeel is voor den dienst. Ook een electrische lift buiten het magazijn zelf aangelegd, acht de spreker onontbeerlijk; een doorloopende binnentrap is bij hem uit den boozebehalve een trap vlak buiten het gebouw (die er volgens hem wel altijd zal zijn) is slechts de verbinding van hoogstens twee verdiepingen onderling te verdedigen, terwijl dan telkens de andere vloeren brandvrij moeten gemaakt worden, zoodat elke (2) verdieping(en) een „Feuer-einheit" vormt. Na hem kwam Dr. Thiel uit Graz aan het woord met mededeelingen over het onder zijn leiding gestelde stadhouderlijk archief van Stiermarken, dat 1619 ontstond; eerst in 1906 kwam het onder vakmansleiding en wel het gedeelte tot 1854. Op den „Archivtag" volgden de geschiedkundige bijeenkomsten, 5—8 September, waarvan de nummers 1 en 2 de notulen der twee eerste alge- meene vergaderingen brengen. Behalve de noodige plichtplegingen bracht de eerste een lezing van Prof. Dr. Loserth uit Graz over Stiermarken en het begin van het Oostenrijksche staatsbewustzijnin de tweede had Dr. G. Hager het over monumentenzorg als een belangrijke zaak in den tegenwoordigen tijd, en na hem Dr. H. Friedjuno over de Duitsche poli tiek van den Prins van Schwarzenberg (1850). In het jaarverslag, door E. Schuchhardt voorgelezen op de algemeene vergadering van den Noordwestduitschen Bond voor Oudheidkunde, worden o. a. de opgravingen te Haltern, Oberaden en Castra Vetera bij Xanten vermeld; van de gehouden voordrachten en besprekingen treden die van Prof. Dr. Höfer over de vroege Harzgeschiedenis en van Dr. Schuckhardt over Aliso op den voorgrond. Archivum Franciscan um Historicum. Periodica pu blicatio trimestris. Annus IV, Fase. IVAnnus V, Fase. I. Typographia ad Claras Aquas prope Florentiam. Het eenige stuk, voor ons Hollanders van belang, is dat van pater Aubin Heysse over den Franciscaner schrijver der „Annales Gandenses", die in het begin van het jaar 1308 (Mariaboodschapsstijl) met het schrijven van zijn kroniek aanving en in 1337 nog leefde; de pater identificeert hem met Fulco Borluut. University of the State of New-York. Journal of a meeting of the board of regents, held at the education-department in the state normal college, Albany, June 22, 1911. Bij een wet van 1911 is voor den staat New-York de betrekking van inspecteur voor de archieven („Public Records") ingesteld, en van 1 October van dat jaar is zijn bureau met dat van den staatsgeschiedkundige onder gebracht bij het onderwijsdepartementvandaar dat in bovenstaande notulen

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 7