242 duiding van 27 Maart niet te twijfelen viel, en indien er een fout was, deze in het jaarcijfer moest schuilen. Wanneer echter die dagaanduiding inderdaad die vigesima mensis martii luidde, begreep ik niet, hoe ik aan zoo'n gewrongen betoog had kunnen komen, dat maar eventjes verband zocht te brengen tusschen drie tegenstrijdigheden10 een on volledige dagaanduiding (door weglating van s e p t i m a), 2° een onjuist jaarcijfer, en 3° het gebruik van secundo voor s e c u n d a, wat boven dien eigenlijk nog t e r t i a had moeten zijn Zoodra ik den brief had geraadpleegd, moest ik tot mijn spijt be merken, dat in het verslag een allerongelukkigste drukfout was geslopen doordat achter vigesima was weggevallen s e p t i m a Hoogst- dankbaar ben ik dan ook den heer C., dat door zijn toedoen mijn aandacht op die drukfout werd gevestigd. Overigens ga ik geheel mede met de door den heer C. geopperde gissing, en kan zelfs de juistheid ervan bevestigen. Bij de beschrijving van het aangekochte handschrift kon er natuurlijk niet aan gedacht worden, om dadelijk alle oorkonden woord voor woord te vergelijken met die, welke in de uitgave van mr. Paul van Alen zijn afgedrukt. Er is toen een vergelijkende lijst opgemaakt van de titels, waaronder die oorkonden in de uitgave Van Alen èn in het aangekochte handschrift zijn opgenomen. Toen daarbij uitkwam, dat het aangekochte handschrift de Nota inhield, welke Van Alen op blz. 568 vermeldt als wèl voorkomende in het M. S. van de heeren Van der Gronde, maar niet in het handschrift van Paringet, hetwelk Van Alen uitgaf, en dus het eerste vermoeden ontstond, dat het aangekochte handschrift öf het M. S. Van der Gronde zelf öf een afschrift daarvan was, is in dat aangekochte handschrift verder gezocht naar alle noten en aanwijzigingen, welke dat vermoeden konden versterken of bevestigen, en zijn deze vergeleken met de door Van Alen bewerkte uitgave. Hierdoor is echter voorbij gezien een noot, welke Van Alen in zijn uitgaaf geplaatst heeft onder de copie translaat van den brief van 27 Maart 1473, welke luidt: „In sekere copye extract uyt het geauthentiseert register van Privilegiën „van de Stad Grave wordt gevondenAnno Domini millesimo quadragen- „tesimo septuagesimo secundo ante Pascha. Dat is naar den Romeinschen „styl 1473, sulx de auteur in het Privilegie insgelyks had moeten stellen „1472, en geensints 1473 secundo ante Pascha, synde die mislag in dese „Copia Translata mede naargevolgd". De omstandigheid, dat de Commies mij tijdens mijn zomerverlof in 1909 de drukproeven niet had opgezonden, heeft wel voornamelijk veroorzaakt, dat dat onbegrijpelijke en gewrongene in mijn betoog mij vóór het afdrukken niet is op gevallen. Bij eigenhandige verbetering van de drukproef was zoo iets stellig aan het licht gekomen. 243 Van Alen stelt dus vast, dat de afschrijver in zijn afschrift ten onrechte den Romeinschen stijl heeft gevolgd in plaats van den kanselarijstijl, maar verzuimt op een tweeden misslag te wijzen, nl. het overnemen van het woord secundo achter het herleide jaartal. De oplossing, welke de heer Cuvelier aan de hand doet, zal dus de juiste wel zijn, en zijne gissing is vrij stellig bevestigd. Maar nu zal nog lichter worden toegegeven, dat ik, geplaagd door den klaar en duidelijk uitgedrukten datum van 2 7 Maart, het jaartal 1 4 7 3 en de nadere toe voeging secundo ante Pascha, van de wijs raakte. Vooreerst trok het mijn aandacht, dat bij een dagteekening in de maand Maart en bovendien 27 Maart nog eens bijgevoegd was de aanduiding ante Pascha, im mers hoe weinig komt het voor, dat die dag niet ante Pascha valt! Ik zocht dus een verklaring in het onmiddellijk voorafgaande s e c u n d o, en nu wil het ongeluk, dat in 1472 Paschen op 29 Maart valt. Daarbij was ook ik vast overtuigd, dat geen andere dan Paaschstijl gevolgd kon zijn, maar mocht juist daarom niet nalaten op de onderhavige moeilijkheid te wijzen. Echter blijft voor mij nu nog altijd de vraag, wat de kanselarij- schrijver bewogen kan hebben om in het kanselarijjaar 1472, dat aanving met 29 Maart en eindigde met 17 April (1473 n.s.), bij den 27sten Maart te voegen ante Pascha. Dit was te verwachten bij de data29 Maart tot 17 April, want deze kwamen in dat jaar tweemaal voor. Zou het antwoord misschien kunnen zijn: een overgroote voorzichtigheid? Zou hij mogelijk gedacht hebben: laat ik maar vast op 27 Maart (of ook al vroeger reeds) beginnen met ante Pascha bij te voegen, dan vergeet ik het den 29sten zeker niet? Intusschen is de datum van den brief on getwijfeld wel 27 Maart 1473 (n.s). C. C. D. EBELL. Literatuur-kroniek. Dr. Henri Obreen. Onuitgegeven oorkonden uit de 13e eeuw, betreffende het klooster Jeruzalem onder Biezelinge op Zuid-Beveland; overdruk uit de Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap. Deel XXXIII. Dezelfde, Haecmundensia; overdruk uit de Bijdragen voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, XXXIVe Deel. Met de hervorming zijn onze kloosterarchieven heinde en ver ver spreid een deel er van is in België terechtgekomenzoo zien wij hier een onzer jonge bestudeerders van de geschiedenis der Middeleeuwen, die in Zuid-Nederland verblijf houdt, enkele 13de-eeuwsche oorkonden uitgeven, enkele grepen uit registers van de Egmonder abdij publiceeren. Van de te Antwerpen in het staatsarchiefdepöt berustende charters van het

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 4