stad Roermond en besprak daarin met een paar woorden het conflict, dat voor eenige jaren tusschen de Regeering en het gemeentebestuur van Roermond gerezen is over de overbrenging van het rijks-archief naar Maastricht. De heer Victor de Stuers komt in een ingezonden stuk van 26 Nov. in hetzelfde blad tegen een drietal beweringen van den heer van Beurden op en zegt, dat hij eenmaal den tijd hoopt te hebben „die ellendige historie haarfijn te verhalen en alsdan de rol mede te deelen van den burgemeester Raupp, van jhr. Louis Michiels van Kessenich en van den heer van Beurden, bij die gelegenheid". In het nummer van 4 Dec. beantwoordt de heer van Beurden den heer de Stuers. Notarieele archieven. Op voorstel van B. en W. van Gouda, die het voor de gemeente niet van belang ontbloot achtten, om de op het tegenwoordig Gouda betrekking hebbende notarieele protocollen van vóór 1811 in het gemeentelijk archiefgebouw te bewaren, heeft de Raad in zijn vergadering van 15 Maart 1912 de daartoe noodige wijzigingen in het reglement van het oud-archief vastgesteld. Uit de oude doos of de archivaris in de literatuur. In Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift van 1910, bl. 43 vlg., komen in een schetsje van Top Naeff de volgende zinnen voor„de archivaris Wiggers, stoffig bruin als een foliant"„Annet be reikte een ledigen stoel naast den duff en archivaris". 1911/1912. No. 4. Orgaan van de VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN in Nederland. Rectificatie. In het laatst verschenen nummer van het Archievenblad komt onder den titel „Een nieuwe koers" een artikel voor, waarin mr. S. Muller Fz. uiteenzet, in welke richting zich het archiefwezen hier te lande naar zijne meening moet ontwikkelen. Om begrijpelijke redenen zou ik op dat opstel hier niet terugkomen, ware het niet, dat mr. Muller zijne opvattingen aan mij opdringen wil. Hij beroept zich daarbij op hetgeen ik in mijne intreerede te Amsterdam heb gezegdik zou bij die gelegenheid eenige woorden tot hem hebben gericht, „die luide verkondigden, dat (ik) ging, omdat (mij) gebleken was, dat de wensch tot aansluiting bij het volle leven, bij de praktijk, die wij gepredikt hadden, slechts bevrediging kon vinden in de universiteit, buiten het archiefwezen". En aan het einde van zijn opstel houdt mr. Muller het mij nog eens voormocht hij dat ben ik niet willen medegaan met den nieuwen koers, „dan zal het afscheidswoord, dat hij eenmaal tot mij heeft willen richten, hem waar schuwen en hem weerhouden. Hij zal zich herinneren, hoe de aansluiting bij de praktijk heeft geleid tot een fiasco, en hij zal aarzelen, om zijne ambtenaren prijs te geven aan dezelfde lusteloosheid, die hij gelukkig is te boven gekomen". Hier nu heerscht een misverstand, dat ik niet mag laten voortbestaan. Wat ik 14 November 1910 tot mr. Muller gezegd heb, is het volgende „gij zelf zijt het, die door de teekening, die gij gegeven hebt van den archivaris, die geen duffe kamergeleerde moet zijn, maar zich moet bewegen 236 fi9®, s¥ï>.. i?ï>..SV®.. 6?B fiVï) «9® S9® iV® üOs, n*?® -=92. s9® :0a Goedgekeurd bij Kon. besl. van 29 Sept. 1891. De abonnementsprijs van liet Ned. Archievenblad bedraagt per jaargang ƒ4.50; voor het buitenland ƒ5.25. De jaargang loopt van Aug. Aug. Bijdragen voor dit tijdschrift te zenden aan Dr. E. WIERSUM te Rotterdam.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 1