174 het meeste en het beste hadden geleverdimmers alleen het beste, dat kritiek verdragen kan, geeft in billijkheid de volle maat van hetgeen wel licht verbeterd zou kunnen worden. Allereerst dacht ik aan het werk van onzen chef, den heer Van Riemsdijk. Het voortreffelijke boek over de griffie der Staten-Generaal, dat in 1885 verschenen is, geeft tot in de kleinste bijzonderheden geheel volledige inlichting over de inrichting van de administratie der Staten- Generaal, zooals die onder den griffier door verschillende ambtenaren werd geleid. Het nog veel moeielijker en bewerkelijker, ook lijviger geschrift (754 blz.) over de kanselarij der Hollandsche graven, dat den heer Van Riemsdijk lange jaren (tot 1908) heeft beziggehouden, daalt nog meer in bijzonderheden af en schetst ons de geheele, zeer belangwekkende ontwik keling van dit weinig gekende middeleeuwsche bestuurslichaam. Ik roemde deze twee werken zooeven als het allerhoogste werk op ons gebied van die qualificatie neem ik niets terug. Maar wel heb ik er iets bij te voegen uit het oogpunt der praktijk. Het boek over de griffie heeft, voor zoover naar buiten gebleken is, geene aanleiding gegeven, dat de organisatie en de beschrijving van het archief der Staten-Generaal, waar voor het boek toch zeker als voorarbeid bestemd was, ter hand is genomen. Het boek over de kanselarij is gelukkiger geweest in het deel zelf is als bijlage (231 blz.) opgenomen de beschrijving van de 121 kanselarij registers der grafelijkheid. Thans mag ik de vraag stellen heeft de jarenlange geduldige arbeid van onzen leider, van ons archiefstandpunt gezien, voldoende nut gedaan Het eerste boek heeft tot geen resulaat geleid, het tweede tot een gering. En was het voor de ordening en beschrijving dezer 121 deelen inderdaad bepaald noodig, eene voorstudie te maken van 23 jaren Had deze nuttig bestede tijd toch niet nog nuttiger besteed kunnen worden, b.v. door het levend maken van den reuzenarbeid, aan het boek over de Griffie besteed, door de uitvoering van het uitgewerkte plan in de praktijk Veel gunstiger uit een praktisch oogpunt staat het met de werkzaamheid van Mr. Fruin. Hij heeft niet, zooals de heer Van Riemsdijk, vooraf uit voerige historische overzichten in het licht gegeven hij is dadelijk begon nen met de bewerking der inventarissen zeiven. Vijf inventarissen heeft hij in de zestien jaren van zijn ambtswerk uitgegeven. In 1897 heeft hij het archief van Reimerswaal (bestaande uit 8 deelen, 137 charters en 19 stukken) beschreven in een fraaien inventaris (6 blz. inleiding, 13 blz. inventaris, 70 blz. regestenlijst en 32 blz. indices). In 1902 kwam het archief der Middelburgsche abdij (bestaande uit 1264 charters, 19 deelen en 66 stukken) aan de beurthet is beschreven in een zwaren inventaris (40 blz. inleiding, 103 blz. inventaris, 400 blz. regestenlijst en 97 blz. indices); de spaar zame overblijfselen van het archief der beroemde abdij zijn daarin op 175 waarlijk voortreffelijke wijze behandeld. In 1904 is het archief der middeleeuwsche Staten van Zeeland (bestaande uit 258 deelen, 105 charters en 195 stukken) beschreven in een inventaris (24 blz. inleiding, 44 blz. inventaris, 210 blz. regestenlijst, 30 blz. indices), die dit, vooral door de bewaarde middeleeuwsche rekeningen belangrijke archiefje geheel tot zijn recht doet komen. In 1909 kwamen de rekeningen der grafelijk heid van Zeeland (1237 deelen en c. 550 stukken en charters) aan de orde bij de publicatie van een lijvigen inventaris (11 blz. inleiding, 202 blz. inventaris, 235 blz. regestenlijst en 59 blz. indices), die vooral belangrijk is door de bijzonderheden over de geschiedenis der grafelijke beden in Zeeland, die hij (ook in verscheidene tabellen en eenige bijlagen) geeft. In 1911 eindelijk zijn de grafelijke leenregisters (5 deelen) beschreven in een inventaris (32 blz. inleiding, 3 blz. inventaris, 267 blz. regestenlijst en 69 blz. indices), die eigenlijk nog behoort bij den vorigen. Dit deel voltooit deze serie inventarissen, die als modellen van bewerking eene blijvende waarde zullen behouden. Ik vermoed, dat de inventarisatie van de middel eeuwsche bescheiden van het Zeeuwsche depot hiermede geheel is afgeloopen en dat thans geen middeleeuwsch archiefstuk in het depot meer onbe schreven is. Thans weder enkele vragen. De publicatiën van Mr. Fruin leveren alles zins superieur werkzij vertegenwoordigen ook een zeer respectabelen, zorgvollen arbeid, met toewijding ondernomen en met groot geduld ten einde gebracht. Evenwel, is het met alle bewonderende waardeering en met alle hartelijke dankbaarheid niet te betreuren, dat deze onverdroten arbeid van een zeer bekwaam man is besteed aan het archiefje van een klein stadje, aan het jammerlijk gedecimeerde archief eener beroemde abdij, aan het kleine archief van Prelaat en Edelen, aan de Zeeuwsche rekeningen der grafelijkheid, die in Den Haag thuis behooren, en aan de ontleding der leenregisters, die stellig niet zonder belang zijn, maar toch van dien aard, dat ik gemeend heb, ze uit de regesten van het archief der bisschoppen geheel te moeten weglaten Bescheidene vragen, die toch wellicht over weging verdienen buitengewoon gedetailleerd werk, zooals deze inven tarissen leveren, schijnt mij slechts gemotiveerd bij archieven van den aller- eersten rang. En deze vraag schijnt nog klemmender, nu het hoofdbestand deel van het Zeeuwsche depot, het archief der Staten van Zeeland, nog onbeschreven al dien tijd lag te wachten. Nog eene vraag voegt zich daarbij. De voortreffelijk en overvloedig toegelichte beschrijving der Zeeuwsche rekeningen levert een waren schat van gegevens voor de ge schiedenis der Zeeuwsche beden heeft de Zeeuwsche archivaris nooit de behoefte gevoeld, om deze nu eenmaal bijeengebrachte gegevens te ver werken tot een hoogst leerzaam boek over de Zeeuwsche beden, dat hij alleen (en met gemakons had kunnen schenken

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1911 | | pagina 4