130
Het wekt verwondering, dat de schrijver, betoogende dat men de
toepassing dier bepalingen in de grafelijke rekeningen vindt, waarin niet
alleen voorkomt een hoofdstuk, waarin de opbrengst der tienden verant
woord wordt, maar waarin ook regelmatig onder een afzonderlijk hoofd
de inkomsten geboekt worden, die het gevolg zijn van „versouck van
tienden", den lezer verwijst naar een nummer in den inventaris van de
Bourgondisch-Oostenrijksche rekeningen. De meeste lezers zouden meer
gebaat zijn met eene aanhaling van de Rekeningen der grafelijkheid van
Zeeland onder het Henegouwsche huis, door Hamaker uitgegeven, deel I,
blz. 84, 230, 466. Niet overbodig ware eene vermelding van de omstan
digheid', dat' het hoofdstuk „verzoek van tienden" in de rekeningen van
Beoosten Schelde van dien tijd ontbreekt, zooals uit Deel II van Hamaker's
uitgave is te zien; maar de inleiding heeft misschien mr. Fruin had
het& duidelijker kunnen zeggen alleen op Bewesten Schelde betrekking.
Het leenrecht in Beoosten Schelde heeft zijn eigen geschiedenis.
In de rekeningen van Beoosten Schelde uit het Henegouwsch-Beiersche
tijdvak ontbreekt regelmatig een hoofdstuk „verzoek van tienden", en zelfs
in de oudste der rekeningen uit den Bourgondischen tijd komt het bij
uitzondering voor. In de 6e rekening van Willem Bolle, van 1456—1457
(inventaris no. 865) is een hoofdstuk „Ander ontfanc van versouck van
thienden, dairof men sculdich wesen soude, alst verschijnt, na uut-
wysen eenen arreste, gestelt hiervoren folio twee, te weten bij versterften
van den vader opten zoon eenen ouden schilt, van den vader op die
dochter twee oude schilden, van den eenen broeder opten anderen, ende
by veranderinge van cope, drie oude schilden van eiken gemete In
margine leest men daar: „Zy gesien die oude rekenyngen van Beoister
Schelt, om te weten die nature van desen versouck, ende hoe men die
pleech' te ontfanghen, want de rentmeester by zijn voir rekenyngen niet
meer rekent ontfanghen van tversouck, hoe of in wat schyne dattet ver
scheen, dan eenen Vrancrijcschen schilt van den gemete, opdat mijns heren
recht daerinne bewaert mach zijn, soewel van den voerleden tyden als van
den toecomenden", en op den aangehaalden folio twee een arrest, te lang
om geheel over te nemen, onder anderen luidende: „Alzoemen
bevindt, dat eenige van dengenen, dair dese tienden hieronder op gescreven
staen, over lange tijt aflivich geworden zijn, dair men van den voirscreven
versouck niet of en bevindt gerekentoic mede dat wel te vermoeden is,
dat sedert den jare 32 herwaerts veel van deselven tienden verandert zijn
geweest, die vergeten ende versuuymt zijn te versoucken, oft zijn zy ver-
socht geweest, trecht van den voorscreven versouck vergeten te rekenen
by dengenen, wien 't behoortsoe is nood, dat hierop geëxpedieert wor
den mijns voorscreven genadeliken heren placaetbrieven in behoirlyken
vorme, gaende aen den eersten zynen deurwairder, dairmede him bevolen
131
worde him te informeren optie saiken voirscreven". Onder het arrest
staat eene verwijzing naar de dertiende rekening van Willem Bolle (inv.
no. 872). Inderdaad vindt men hier naast den titel van het hoofdstuk
van verzoek van tienden„Men zegt, dat onder den abbet van Middelburch
of onder de weduwe ende erfnamen van wylen Willem van Oistende
wesen soude sekere ordonnantie, die haer voortijts by den grave ende den
gemeyne lande van Zeelant gemaect soude sijn geweest optie hantieringe
van tversouck van den voirscreven tiendensoe sy by den voirscreven
rentmeester ernsticheit gedaen om copie auctentijck daeraf heimelic te
gecrygen, ende die over te brengen ter naister rekenynge, opdat men
weten moge tinhouden van dien, oft eer, opdat hy mach". Deze aansporing
wordt in de volgende rekening herhaald. In no. 874 treft men dan deze
aanteekening„Opt versouck van den thienden in Zeelant is by den grave
ende gemeyne heerscappen in Zeelant gemaict geweest zeker ordonnantie
in den jaere 1315 (d. i. 1316), diewelke geregistreert staet in de earner
van der rekenynge te Bruessele in den register van saiken metter groender
couvertorie, folio 38 ende 39, begrypendeEnde want dese voor
screven ordonnantie meest dient optie thienden, gelegen in Bewester
Scelt, soe sal men na tinhouden van desen arreste dat capitel van den
versouck van thienden aldaer hierna mogen corrigieren ende daerna mogen
stellen in rekenynge, ende is oic dat capitel oic anders daerna gecorrigeert,
nadat die sake alhier heyscht". Volgt„Uut desen voorscreven arreste
soo is een article geformeert in de 14ste rekeninge Heinricx Janszone van
Wissenkerke van den rentmeesterscip Bewester Scelt, ende sy sints dien
dit arrest niet meer gestelt in rekenynge". Werkelijk vindt men zulk een
„artikel" in de genoemde rekening (inv. no. 43). Maar ook in de reke
ningen van Beoosten Schelde komt het hoofdstuk voortaan regelmatig voor,
al ging het met de betaling blijkbaar minder vlot dan in Bewesten
Schelde, waar de heffing van ouds gebruikelijk was.
Ik heb mij deze uitvoerige citaten veroorloofd, eensdeels om te doen
uitkomen, dat de geschiedenis der ontwikkeling van het leenrecht in Be
oosten Schelde een afzonderlijk onderzoek vereischt, maar tevens omdat
het mij merkwaardig voorkomt, dat de Bourgondische regeering de ordon
nantie van 1316 gebruikt heeft om het recht van verzoek van tienden in
Beoosten Schelde in te voeren in denzelfden tijd, waarin zij in Bewesten
Schelde eene andere wilde toepassen (van 8 Juli 1454), welke in lijnrechten
strijd was met de eerste. In mr. Fruin's inleiding kan men lezen, hoe de
nieuwe ordonnantie bedoelde een einde te maken aan de talrijke gevallen
van ontduiking van het recht der grafelijkheid, wanneer een ambacht-
portionaris kwam te overlijden zonder zoon na te laten, in welk geval het
ambacht weder aan de grafelijkheid behoorde te komen en door den rent
meester aan den meestbiedende te worden verkocht, en hoe het verzet van