202
Mij is het altijd voorgekomen, dat Dr. S., in het belang van het Zwolsche
archief, dat op den duur het slachtoffer moest worden van het conflict,
deze bezwaren op zijde had moeten zetten. Als onbezoldigd ambtenaar
had hij zijne voorwaarden kunnen stellen, en ten slotte had hij altijd de
zaak kunnen beproeven, aldus blijk gevend van goeden wil.
Zoo is het conflict duurzaam geworden, en de toestand is altijd
verergerdde zure persoonlijke verhoudingen hebben op den duur de
zakelijke belangen geheel onzichtbaar gemaakt. Jammer, zéér jammer
Ik heb gezegd, in hoeverre de houding van mijn ambtgenoot in
Overijssel mij niet in allen deele sympathiek is. Maar laat ik er thans
bijvoegen, dat de houding van het gemeentebestuur aanleiding geeft tot
veel ernstiger bezwaren, het gemeentebestuur, dat, met volkomen mis
kenning van de voordeelen, die de positie harer gemeente leverde,
thans smaalt op de „materialistische redenen", die Mr. Rutgers bewogen
om geen onbezoldigd ambt te aanvaarden, volkomen vergetend, dat het wel
zuiver „materialistische redenen" waren, die het bestuur zelf geleid hadden tot
de aanbieding daarvan, het gemeentebestuur eindelijk dat, zich op een
koopje afgemaakt hebbende van zijne verplichtingen tegenover zijn archief,
zich daarna onttrokken heeft aan de logische en noodlottige gevolgen van
het vergen van slecht bezoldigden arbeid
Intusschen, dit alles is, vrees ik, histoire anciennenu de zaken een
maal zóóver gekomen zijn, zal het, vrees ik, wel onmogelijk zijn, het oude
contract, dat met eenigen wederzijdschen goeden wil wel goed had kunnen
werken, te doen herleven in de praktijk. Het is nu wel dood, al heeft de
gemeenteraad het nog niet begraven: dit Dagelijksche bestuur schijnt met
dezen rijksarchivaris niet langer te kunnen samenwerken! Maar wat dan?
Dit is de vraag, waarop alles aankomt. Thans dreigt te gebeuren, wat
ieder belangstellende van den aanvang af voorzien konhet gemeente
archief zal de schade dragen van al dit ellendige persoonlijke gekibbelB.
en W. zeggen dat niet duidelijk; maar de bedoeling, die spreekt uit de
vijf voorstellen aan den gemeenteraad, is toch wel zeker deze, dat de
archief-klerk voortaan het gemeente-archief beheeren zal.
Welnu, indien dit inderdaad de bedoeling is, dan wensch ik daartegen
te protesteeren met allen ernst, die in mij is. Ik durf dit doen zonder
eenige vrees. Want als ik beweer, dat deze ambtenaar voor dezen hem
toegedachten arbeid ongeschikt is en geheel onbevoegd, dan zeg ik hem
persoonlijk niets onaangenaams. De heer Wijnbeek is mij volkomen on
bekend nooit heb ik iets kwaads van hem vernomen, en uit zijne bij de
memorie openbaar gemaakte correspondentie van 1903 heb ik een alleszins
gunstigen indruk van hem verkregen. Het autoritair optreden, waarover
geklaagd wordt, acht ik in zijne moeilijke omstandigheden verklaarbaar.
Met genoegen verneem ik, dat de bezoekers tevreden zijn, en ik geloof
203
het gaarne. De qualificatie door Dr. Schoenoen van dezen ambtenaar als
„op de meest absolute wijze ongeschikt" klinkt niet onbelangrijk overdreven.
Ik houd mij aan het oordeel van den heer Hoefer, die Wijnbeek blijkbaar
welgezind is en die getuigt, „dat hij een zeer geschikt ambtenaar is, mits
men maar niet van hem verlangt de kennis en ontwikkeling van een ge
gradueerden archivaris."
Zoo is het dusdeze klerk bezit niet en wie zou het hem euvel
willen duiden? de ontwikking van een gegradueerden archivaris. En
dien behoeft men juist. Het is eene zéér ernstige dwaling,
eene dwaling, die ieder eenigszins bevoegde beoordeelaar terstond in
ziet, dat een persoon van deze ontwikkeling een archief beheeren kan.
Hij kan, als hij eenige ervaring heeft, de bezoekers voorthelpen naar hun
genoegenmaar de hoofdzaak van zijne ambtstaak, het ordenen en beschrijven
van het archief, kan hij beslist niet vervullen. Men werpe mij niet
tegen, dat er toch ongegradueerde archivarissen zijn, die erkend verdienstelijk
zijn ik geef het toeenkele buitengewone mannen hebben zich door lang
durige ervaring eene geschiktheid eigen gemaakt, die een gegradueerde
zou hebben verkregen in korteren tijd. Maar eene dergelijke ervaring kan
de heer Wijnbeek, van wien wij nu toevallig weten, dat hij nog jong is,
niet verkregen hebben. En dus zeg ik, zondervreesvoorbevoegde
tegenspraak, dat het gevaarlijk is, het archief van Zwolle alleen aan
zijne zorgen toe te vertrouwen. Men geve er zich wél rekenschap van
de verwarring, die eene onbekwame hand soms bij hare zoogenaamde
ordening aanricht in een paar weken, is dikwijls onherstelbaar en kan zeker
niet hersteld worden in een paar jaren.
De zaak ligt thans zóó. Het gemeentebestuur van Zwolle heeft de
samenwerking met het rijk, die de eenige kans bood op eene goede en
goedkoope oplossing, onmogelijk gemaakt; thans dient het dus in de beurs
te tasten en de noodzakelijke gevolgen te dragen van dit betreurenswaardige
conflict. Caveant consules!"
Een ander protest ging uit van Mr. C. W. van der Pot Bzn. te
Leiden, die in een uitvoerig artikel in de Prov. Ov. en Zw. Courant van
24 en 25 Oct. 1910 verklaart, hoe het contract van 1908 en de uitlegging
daarvan door de Regeering en de achtereenvolgende rijksarchivarissen een
voortdurende bron van ergernis voor B. en W. van Zwolle kon worden.
„Mijns inziens," zoo betoogt hij, „is de wonde plek in dit contract, dat
het een gemeenteambtenaar stelt onder de bevelen van een rijksambtenaar,
die niet altijd tevens gemeenteambtenaar zou behoeven te zijn (reeds Mr.
Muller wees hierop), maar is overigens de inhoud volkomen duidelijk en
zijn ook de daarvan gegeven toepassingen geenszins met elkaar in strijd, mits
men slechts let op de kennelijke bedoeling en niet gaat twisten over de
beteekenis van termen als „beheer" en „zorg", die, als zij in betrekking