228 bevat de kast 5 schuifladen, waarvan de ramen van zink zijn, terwijl de bodem van vernikkeld of gevernist draadnet gemaakt is, dat de vochtige lucht doorlaat. Terwijl men in de bovenste schuifladen de perkamenten bladen legt, die week moeten worden, wordt de onderste schuiflade, die hooger is dan de anderen, met pottebakkersleem aangevuld en dit met water en salpeter tot een dikken brij verwerkt. Dit mengsel behoudt langen tijd door opnieuw opgieten van water en hernieuwd kneden in de lade een koude, vochtige atmosfeer, waardoor in 24 uur ieder blad per kament week gemaakt en lichtelijk bevochtigd kan worden. Is de inkt zeer sterk, en zijn er geen kleuren die zich in den regel zeer gemakkelijk oplossen op het blad perkament, dan kan dit ook sneller door middel van een laag vochtig gemaakt vloeipapier week gemaakt worden. Onder vloeipapier versta ik hier en in 't vervolg on gelijmd en ongekleurd papier (in 't Italiaanschfiorettone), dat vocht ge makkelijk opzuigt zonder op de een of andere wijze vlekken te veroorzaken. Daarvan moet steeds een behoorlijke voorraad voorhanden zijn, wat bij den lagen prijs niet bezwaarlijk is. Dit geschiedt in den regel aan den haarkant van het perkament, daar op dien kant de inkt meestal beter hecht. Er moet echter geregeld tusschen de vochtig gemaakte laag en het te be handelen blad perkament een laag droog vloeipapier geschoven worden, zoodat het vocht niet onmiddellijk, doch slechts uit de nabijheid werkt. Het ook van den anderen kant op een droog vloeipapier rustende blad perkament wordt met de beide (de droge en de vochtige) lagen vloei papier omstreeks een half uur onder een lichten, langzaam toenemenden druk gehouden, daarbij echter meermalen afgedekt en onderzocht. Is het blad perkament op een van de beide manieren week geworden, dan moeten de wellicht aan de randen opgerolde gedeelten in hun oor- spronkelijken toestand teruggebracht worden en in dezen toestand worden vastgehouden door ze vast te hechten op dun vloeipapier (Seidenpapier), dat aan den haarkant van het perkament is bevestigd. Zoodra deze bewerkingen nauwkeurig hebben plaats gehad, wordt het blad perkament met den haarkant op een 50 X 35 cM. groote aluminium- plaat gelegd, welke tevoren met een mengsel van 1 deel parafine en 2 deelen gezuiverde vaseline bestreken en dan met gezuiverde watten afge wreven is, zoodat er zooveel vet is opgebleven als noodig is, opdat er niets aan kan kleven. Op deze plaat wordt het perkament door eenige metalen plaatjes (van 9 '/2 X 4 cM- van een mengsel van zink en lood> die nauwkeurig glad gemaakt en vernikkeld zijn, opdat ze niet afgeven) vastgehouden. Dan giet men door middel van een klein porceleinen bakje met een tuitje (een z.g. schuitje) op het aan te vullen gat of de te ver sterken plaats van de vleeschzijde een weinig gelatine en werkt dit met 229 een penseel bij om het over de geheele beschadigde plaats te verspreiden. Door de warmte van de gelatine gaan de randen der gaten omstaan en krullen op. Men moet derhalve een pincette bij de hand hebben, om alles op zijn juiste plaats terug te buigen en door stukjes karton (die met het boven vermelde vetmengsel een weinig bestreken zijn) en er op gelegde metalen plaatjes vast te houden. Na ongeveer 5 minuten, wanneer de eerste gelatinelaag wat hard ge worden is, geeft men, ditmaal slechts door middel van het penseel, een tweede en, wanneer 't noodig is, wederom na vijf minuten een derde laag, totdat de gelatinelaag de dikte van het perkament bereikt heeft. Hierop bestrijkt men rijkelijk met van aluin verzadigd water de gela tine door middel van een penseel, ongeveer 10 minuten nadat ze er op gebracht en derhalve nog week is. Dan keert men het blad om en bevochtigt de voorloopig er op gekleefde vloeipapiertjes (Seidenpapier) en neemt ze, zoodra ze week zijn, er af, daar nu de gelatine alles samen houdt. Hierop bewerkt men de gelatine ook van dezen kant met de aluinoplossing. Nadat de bewerking der gelatine aan beide kanten met aluin heeft plaats gehad, legt men op een houten tafelblad (steen en metaal benadeelen het drogen) een blad vloeipapier (Seidenpapier), dat dun met het genoemde vetmengsel bestreken is, en legt het gerestaureerde blad perkament daarop, belast de randen met eenige metalen plaatjes en laat het ongeveer 24 uur drogen, trekken en glad worden. Is het blad droog en zijn de vouwen zorgvuldig er uitgemaakt, dan wordt het tusschen droog vloeipapier in een boekbinderspers (torchio) onder lichten druk nog verder glad gemaakt; waarbij men in de eerste uren elk half uur er naar ziet, het blad wat lucht geeft en het vloeipapier verwisselt. Wordt het perkament niet langzaam en onder lichten druk glad gemaakt, dan komen de oude vouwen en oneffenheden dadelijk weer terug. Is het laatste het geval, dan maakt men de plaats opnieuw weer week door er dichtbij vochtig vloeipapier aan te brengen en zoekt de oneffenheden tusschen droog vloeipapier, dat telkens door nieuw vervangen moet worden, onder een geschikten druk weer te verwijderen. Zijn er niet slechts gaten in het blad perkament, maar is het ook verzwakt en is de inkt geneigd af te schilferen, dan moet men aan de geheele zijde of aan beide zijden gelatine aanbrengen, nadat men tevoren op de zooeven gemelde wijze de gaten dichtgemaakt heeft. Hierbij bedient men zich van een week breed penseel (pennellessa) om de gelatine snel, zonder ééne plaats tweemaal aan te raken, en gelijkmatig er op aan te brengen. Heeft het blad perkament tot aan of tot in het schrift de randen verloren, dan legt men het, nadat het aan de randen ontvouwd d. i. glad gemaakt en overal in de oorspronkelijke ligging gebracht is, op een zuiver

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 17