220 Ik stel mij voor, aldaar de volgende stellingen te verdedigen 1. Nieuwe aanwinsten van archivalia mogen in een archiefdepöt niet worden opgenomen, alvorens deze behoorlijk ontsmet zijn. 2. Voor de ontsmetting van archivalia kunnen slechts in aanmerking komen de dampen van zwavelkoolstof en die van carboneum tetracloratum. 3. Alleen zwaar beschadigde archivalia, die in dezen toestand den archiefbezoekers ter bestudeering niet kunnen worden toevertrouwd, mogen hersteld worden. 4. Voor herstellingswerkzaamheden komen in hoofdzaak in aanmer king: Gelatine, het Perlsche Archief-Zapon, Neu-Zapon en Cellit. Daar nu te voorzien is, dat bij de uitgebreidheid van het onderwerp ook op de a.s. jaarvergadering de tijd te beperkt is, om de verschillende nieuwe methoden en nieuwe middelen, die thans bij het herstellen van handschriften en archivalia worden toegepast, breedvoerig te bespreken, komt het mij gewenscht voor, ook om eventueele misverstanden vooraf uit te sluiten, om nu reeds enkele hoofdpunten hier nader toe te lichten. In vakkringen is het een algemeen bekend feit, dat de meest vol maakte werkplaats voor het herstellen van handschriften en archivalia aan de bibliotheek van het Vaticaan verbonden is. Niemand zal het bovendien ontkennen, dat haar prefect, de geleerde P. Fr. Ehrle S. J., zich de grootste verdiensten heeft verworven, niet alleen door de schepping van deze werkplaats, het zoeken en vinden van nieuwe betrouwbare herstellings methoden, maar vooral ook door de belangstelling te wekken en voort durend wakker te houden van allen, die geroepen zijn voor het behoud van de hun toevertrouwde schatten te waken. Op zijn initiatief werd in 1898 de internationale conferentie te St. Gallen gehouden, die zich mede ten doel stelde, de herstellingsmethoden van kostbare hand schriften nader te onderzoeken. In deze werkzaamheden stuitte het te St. Gallen benoemde „Standige Komitee" op de groote moeilijkheid om chemici te vinden, die op grond van jarenlange onderzoekingen en proefnemingen in alle op deze herstel lingswerkzaamheden betrekking hebbende kwesties bevoegde beoordeelaars mochten genoemd worden. Dank zij de belangstelling van wijlen den Ministerialdirector, Dr. Althoff te Berlijn, en de herhaalde bezoeken van Prof. A. Harnack en den Directeur van het Historisch Preussische-Institut te Rome, Prof. Kehr, aan de herstellingswerkplaats in de Vaticana, werd door het Ministerie van onderwijs te Berlijn aan het bestuur van de Vati- caansche bibliotheek het aanbod gedaan, om de in het Vaticaan in toepas sing gebrachte methoden door het Kgl. Materialprüfungsamt te Gross- Lichterfelde te doen onderzoeken. Reeds in December 1908 ontving 221 P. Ehrle een „Gutachten" van dit instituut, dat zeer zeker de belangstel ling van allen, die zich met herstellingsarbeid in archieven en bibliotheken bezig houden, zal wekken. P. Ehrle publiceerde het in het „Zentralblatt für Bibliothekswesen" (Juni 1909) blz. 248. Daar zonder eenigen twijfel van dit „Gutachten" als officieel stuk ook in onze kringen met belang stelling kennis zal worden genomen, laat ik het hierachter onder no. I afdrukken. Als toelichting op het „Gutachten" geeft P. Ehrle in een opstel: „In Sachen der internationalen Konferenz van St. Gallen" in het Zentralblatt t.a.p. verschenen eene nauwkeurige beschrijving van de her stellingsmethoden, die in de werkplaatsen van de Vaticana worden toege past. Voor velen onzer zal de beschrijving van de behandeling der handschriften met gelatine zeer welkom zijn, temeer daar wijlen Mr. Dozy eene soortgelijke methode in het archief te Leiden toepaste en ze in het Archievenblad nader omschreef. Thans zal eene eenvoudige vergelijking van beide opstellen voldoende zijn, om het essentieele verschil viTn beide methoden aan te toonen. Daar nu de bewerking van handschriften met gelatine, zooals die door P. Ehrle geschiedt, ook zeer goed op de charters kan worden toegepast, zooals ik ter vergadering nader zal aantoonen, laat ik de vertaling van dé beschrijving van P. Ehrle hierachter onder no. II volgen. Op den Zehnten Deutschen Archivtag, die den 6 September 1910 te Posen werd gehouden, hield Dr. H. Frederking eene lezing, getiteld „Zapon oder Cellit", die eerst in het Korrespondenzblatt des Gesamtvereins der Deutschen Geschichts- und Altertumsvereine 1910 en later in de Protokolle des Zehnten Deutschen Archivtags in Posen verscheen. Deze lezing is feitelijk niets anders dan eene nadere toelichting op het „Gutachten" van het Kgl. Materialprüfungsamt. Dr. Frederking, die belast was met de onderzoekingen der verschil lende herstellingsmethoden, heeft zich niet geringe verdiensten verworven door het zoeken naar en het vinden van een nieuw impregneeringsmiddel van beschadigde archivalia „Cellit" genoemd. Daar vooral ook de mededeelingen van Dr. Fr. betreffende het zapon voor ons van groot belang zijn, laat ik onder no. Ill een breed voerig verslag van deze lezing volgen, zonder mij in nadere beschouwingen te verdiepen, noch mededeelingen te doen betreffende het Neu-Zapon, dat ook naar aanleiding van het rapport van Dr. Fr. werd ter sprake gebracht. Ik stel mij voor, dit ter jaarvergadering te doen. M. SCHOENGEN.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 13