160 Waar stukken over de vreemdsoortigste zaken door B. en W. behandeld moeten worden, waar soms één brief met het antwoord daarop de geheele correspondentie over een kwestie uitmaakt, is het invoeren van een streng gehandhaafd dossier-systeem uitermate onpraktisch. Maar waar daarentegen een andere kwestie soms jaren lang hangt ik noem als voorbeeld de uitbreiding der gemeente Delft daar zal ook een streng doorgevoerd chronologisch leggen der stukken tot veel tijdsverlies bij het opzoeken aan leiding geven. Men late het daarom aan de praktijk over, of een dossier gevormd zal worden of niet. Het eerste stuk van een kwestie, dat naar de bureaux gaat, krijge een omslag met een doorloopend nummer; blijkt nu bij het afgedaan zijn der kwestie, dat zich in dat omslag meer stukken bevinden, dan wordt dit als een vast dossier over die zaak aangemerkt, voorzien van een ander nummer van inkomst als dossier, en zoo opgeborgen, nadat het in de gewone klappers en bij de nummers der inliggende stukken als no. 0 is vermeld. Wil men bij die opberging de minst mogelijke plaats innemen, zoo moet de rangschikking in de portefeuilles altijd chro nologisch geschieden, hetzij (bij de enkele stukken) naar datum van inkomen resp. uitgang, hetzij (bij de dossiers) naar datum van terugkomst. Bij die dossiers is slechts één ding nog in het oog te houdenzoo min mogelijk voege men stukken van verschillende jaren in één dossier. Slechts dan, wanneer geregeld dezelfde stukken in één dossier voorkomen, zooals bijvoorbeeld bij de begrooting, bij behandeling van aanvragen betreffende de Hinderwet enz., kunnen de papieren van verschillende jaren dooreengemengd worden. Zoo even sprak ik van portefeuilles voor het bewaren van stukken ook hierin heeft de heer Zaalberg nieuw bloed in de gemeente-administratie gebracht. Vrijwel alle brieven zijn er tegenwoordig op ingericht, dat zij zonder bezwaar in een z.g. registrator kunnen worden bewaard, en die wijze van berging heeft vele voordeelen. De stukken zitten stofvrij, kunnen niet onderuit glijden, blijven goed zitten en kunnen toch vrij gemakkelijk gelicht worden, hetzij ter raadpleging, hetzij ter vernietiging. Nog één serie stukken verdient een kleine bespreking: de bilaterale akten, de eigendomsbewijzen enz. van de gemeente, de akten dus, waarin de gemeente als privaatrechtelijk persoon verbonden wordt of waarin een ander zich vermogensrechtelijk aan de gemeente bindt. Die kunnen niet als „ingekomen" of „uitgegaan" geagendeerd wordenzij zijn als geheel afzonderlijke „effekten" te beschouwen met afzonderlijke nummering en, omdat zij misschien dikwijls opgevraagd worden, is hier bewaring in doozen n'en déplaise den heer Delnoz aan te bevelen. Een portefeuille vol stukken of dossiers, op afgedane zaken betrekking hebbende, een register, dat de administratie niet meer noodig heeft, moet archivalisch behandeld en opgeborgen worden, maar hoe? Is hier elke 161 verschillende serie als een geheel te plaatsen, en moet er dus voor later komende archiefonderdeelen plaats worden opengelaten? of kunnen zij maar naar tijd van inkomst achter elkaar worden gezet, b.v. naast een bundel ingekomen stukken van 1910 een bundel dossiers van 1909 en daarnaast weder een register der militie van 1885? Op het eerste gezicht zou men zeggen, dat de eerste wijze van berging de gemakkelijkste is; maar de ervaring, door mij in Delft opgedaan, en het bezoek, 29 Augustus 1.1. (bij vergissing) aan de Bibliothèque royale te Brussel gebracht, heeft mij geleerd, dat het laatste stelsel aan alle eischen der praktijk voldoet. Als men het nummer van het deel weet en daarvoor is weêr een fiches catalogus zeer bruikbaar kan het zelf gemakkelijk worden gevonden, terwijl aan het eerste systeem weer hetzelfde bezwaar kleeft als aan het Zaandamsche of aan de beschrijving van een register op verschillende plaatsendat men dikwijls hier plaats te kort, daar plaats te veel heeft. En de archiefinventaris is dan ook agenda's-gewijs te behandelen; hoe vreemd het ook schijne dat een archivaris het zegt: een inventaris van een nog niet afgesloten archief, anders dan chrono logisch aangelegd, zal in de praktijk niet voldoen1). Evenals nu deze studie het gevolg is van kritiek op andere systemen, hoop ik, dat ook een prakticus mij zal willen kritiseerendu choc des opinions la vérité jaillit. Mr. L. G. N. BOURICIUS. Kleinere b ij dragen. Het jaarbegin in Gallië. In de Archives beiges (12en jaargang, no. 8) wordt door den heer H. Nelis te Leuven de aandacht gevestigd op eene mededeeling, door den heer Paul O'Sheridan gedaan op het in Augustus jl. te Brussel gehouden Panceltische congres. Die mededeeling handelde over: le commencement de l'année chez les Gaulois et son application a l'ère chrétienne. Volgens het verslag, dat de heer Nelis er van geeft, heeft de heer O'Sheridan ontdekt, dat in de zesde tot elfde eeuwen in Gallië een jaar in gebruik was, dat niet, gelijk men wel aangenomen heeft, met 1 Maart begon, maar met den op Purificatio Mariae (2 Februari) volgenden 20en dag der lunatio. Dat jaar werd later, sinds de negende eeuw, verbonden met de christelijke jaartelling, en wel zoo, dat hetzij het jaar ruim ééne maand na dat volgens onzen kalender begon, hetzij ruim tien maanden vroeger. Dit jaar, dat eerst in de elfde eeuw door het Paaschjaar verdrongen werd, brengt de heer O'Sheridan in verband met het oude Gallische jaar, Veel, wat hier wordt gezegd, komt overeen met het systeem, door mijn ambtgenoot, den heer Desmarez, te Brussel ingevoerd en daar uitstekend voldoende.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 9