158 weinig op gelet het enkel-kaarten-systeem controleering zeer moeilijk, ja dikwijls onmogelijk. Vandaar de door de archivarissen gestelde eisch: tenminste in één register moet de plaats der stukken wor den vastgesteld en natuurlijk is het dan het beste, daarvoor de chronologische volgorde van inkomst of uitgang te gebruiken; maar vandaar ook de reden, dat de archivaris als onpraktisch wordt uitgeschakeld: dat door de war raken der kaarten komt immers haast nooit voor, en de bestemde tijd voor het agendeeren loont de moeite niet, ja zal zelfs meestal volkomen nutteloos zijn. Het is zeer moeilijk, daarop een ander antwoord te geven dan dit: „de tijd zal 't leeren." Want juist hier zijn de archiva rissen, die het kaarten-stelsel reeds lang bezigden bij het samenstellen hunner inventarissen, die hunne ondervindingen reeds lang aan die hunner ambtgenooten toetsten, geen menschen van de theorie alleen, neen, hier zijn zij de secretarissen vooruit: zij hebben door de praktijk geleerd. En dat zij niet alleen staan, blijkt wel uit de door den heer Delnoz geschreven handleiding, die zonder veel woorden te gebruiken de chrono logische agendeering als de beste aangeeft. Dat ook hier de chronologische inschrijving wordt aanbevolen, zal na dit alles wel niemand vreemd schijnenmaar ik wil er dadelijk bij zeggen, dat de plaats van berging in zeker opzicht onafhankelijk is van die agen deering, mits die plaats slechts in de agenda staat aangeteekend, mits dus enkel bij bekend zijn van volgnummer of datum het stuk gevonden kan worden. Hoeveel agenda's moeten er gehouden worden? Volgens Delnoz één, tenminste één eigenlijke, waarnaast hij dan nog dag- en maand-agenda's aanraadt. De laatste, die m. i. in de praktijk zeer zullen voldoen, zijn echter alleen als uittreksel van de eerste te beschouwen, als voorbijgaande hulpmiddelen van de administratie, die in geen verband tot de archief regeling staan. Heeft men de strekking van dit artikel gevat, dan zal men waarschijnlijk ook wel begrijpen, dat de steller het, wat dit punt betreft, met den heer Delnoz niet eens kon zijnvolgens zijn overtuiging moeten er minstens twee gehouden worden: de een voor B. en W. en Raad, de ander voor den Burgemeester. Alhoewel in theorie de Raad ook een agenda verlangt, geloof ik dat men hier heel gevoegelijk de stukken, aan dat college gericht, als bescheiden bij B. en W. ingekomen kan behan delen In eenigszins groote gemeenten zal echter nog een andere onder verdeeling noodig zijn; de nummering zal daar langzamerhand zulk een hooge wordener zullen soms zooveel gelijksoortige brieven binnen komen, dat een scheiding gewenscht is. Eerst zullen de verhuisbiljetten De G. S. van Z.-Holland schijnen ook van dat gevoelen te zijnzij zenden tenminste reeds meer dan 30 jaar de goedgekeurde raadsbesluiten aan B. en W. met verzoek van mededeeling aan den Raad. 159 (die toch meestal in dubbel inkomen) worden afgescheiden, daarna de militiebrieven (ook dikwijls ééndagsvliegen), terwijl dan geleidebrieven der ordonnantiën van betaling of andere missiven met verzoek tot uitreiking van stukken geschift zullen worden. Agendeert men deze stukken afzon derlijk, dan zal men de overige, wien meestal een langer leven beschoren is, beter kunnen overzien. Moeten alle brieven geagendeerd worden? Neen, zegt de praktijk (of wat er zich voor uitgeeft)vele zullen later toch nooit meer te pas komenja, zegt de theorie de mogelijkheid, hoe gering ook, dat er naar gevraagd zal worden, is niet uitgesloten. Bij de laatste meening sluit ik mij aan; ja, ik wil nog verder gaan en beweer, dat men, terwijl men bij belangrijke brieven kan volstaan met het aangeven van afzender en onderwerp, de ééndagsbrieven met datum en nummer van verzending moet inschrijven bij mogelijke navraag kan de ontvangst dan overtuigend worden bewezen. Moeten de minuten van uitgegane brieven met de ingekomen brieven worden geagendeerd, en zoo ja, met afzonderlijk nummer? Ik meen, dat de praktijk, wat de eerste vraag betreft, voldoende uitspraak heeft gedaan algemeen wordt er geen bezwaar gevoeld bij het in eenzelfde register inschrijven van uitgegane en ingekomen missiven. De ouderwetsche methode om de uitgaande brieven in hun geheel in een register chronologisch af te schrijven kan echter voor kleine gemeenten zonder bezwaar worden gevolgd, daar in die gemeenten meestal slechts één ambtenaar de onder zoekingen verricht en het dus vrijwel nooit zal voorkomen, dat twee brieven, in één register geplaatst, door twee personen tegelijk moeten worden geraadpleegd. Een afzonderlijk nummer voor een als antwoord uitgaand stuk kan bij dadelijke beantwoording (d. w. z. op denzelfden of op zijn laatst den volgenden dag) gerust achterwege blijven; ook hiermede zal een vrij aanzienlijke daling van het cijfertal gepaard gaan Ook het onder één nummer schrijven van brieven van gelijken inhoud ik denk weder aan ontvangen of verzonden dankbetuigingen is niet uit gesloten en zal tot vereenvoudiging der administratie leiden. Tegelijk met de inschrijving wordt de brief geklapperd op nieuw te maken of reeds bestaande fiches. Het Zaandamsche systeem schijnt mij zeer doelmatig toe alles, wat op één straat, één gebouw, één persoon betrekking heeft, moet dadelijk gevonden kunnen worden; en het is niet genoeg te herhalen: het maken van een goeden klapper kan tot zeer veel tijdsbesparing bij zoeken aanleiding geven. Maar nu komt de groote vraag: dossier-systeem of niet? Ja, en neen. i) Kan ook soms de minuut zelve niet achter op den ontvangen brief geschreven worden, soms ook geheel en al vervallen? In het tweede geval denk ik vooral aan dankbetuigingen voor jaarverslagen enz., die veelal gedrukt worden verzonden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 8