156 band met de agendeering de grootste verscheidenheid ontstaannaast het oude Amsterdamsche systeem, het Indicateur-stelsel, vindt men aan den anderen kant het Zaandamsche, en daartusschen de meest verschillende. Volgens het Amsterdamsche systeem, in hoofdzaak ook dat van den heer Delnozworden de brieven zonder onderscheid in één groot register chronologisch ingeschreven en volgens het zoo verkregen nummer later ook opgeborgen 2)moet men nu een stuk lichten, dan heeft men in den klapper slechts zijn nummer op te zoeken om het dadelijk te vinden. Dit systeem heeft echter zijn bezwaren, waar het een zaak geldt, die in een groot getal stukken behandeld is men moet dan al die stukken een voor een opzoeken, wat natuurlijk tijd neemt. Het Zaandamsche stelsel daarentegen let in zekeren zin niet op den datum het stuk wordt dadelijk geclassificeerd naar den inhoud en in het dossier gelegd, waarin de stukken liggen, die op eenzelfde zaak betrekking hebben of die een vrij wel gelijke strekking bezitten. Zeer gemakkelijk voor het opzoeken der bescheiden over een vaststaande, bepaalde kwestie, en daardoor zeer aantrekkelijk, verliest het echter veel van zijn voordeel, doordat het tot moeilijkheden aanleiding geeft bij stukken, die over meer dan één zaak handelen, en bij een dossier, dat later blijkt gesplitst te moeten worden, doordat er uit ééne oude kwestie twee nieuwe ontstaan zijn en doordat men bij elk onderdeel moet rekenen op plaatsruimte, zonder vooruit te weten, hoe een dossier, bevattende stukken van gelijke strekking, zich zal uitbreiden. In de bibliotheken heeft men hetzelfde bezwaar gevoeld, maar reeds verholpen op een later te bespreken wijze. Welk systeem is het beste? Het antwoord schijnt moeilijk, en de commissie, door de vereeniging van gemeentebelangen ter beantwoording dier vraag ingesteld, heeft nog altijd geen rapport uitgebracht. Men ver- gunne daarom, waar de menschen van de praktijk hun vele systemen naast elkander zetten, ook aan een man van de theorie zijn meening uiteen te zetten. Misschien komt er een regeling uit voort, die de meesten bevredigt. Bij de nadere kennismaking van al die systemen heeft mij altijd dit getroffen hoe handelt men met de registers? De een voor, de ander na zal antwoordendaar heb ik mij niet mede bemoeid, dat ligt immers zoo voor de hand. En werkelijk, dat schijnt ook zoomaar hierin ziet men weêr den man van de praktijk, die bij den aanleg van registers en de plaatsing daarvan volgens de behoefte en de plaatsruimte van den ambte naar niet de minste moeite heeft, die ze door hun grootte en dikte nooit A. A. Delnoz, Handleiding voor het ordenen en inrichten van Gemeente archieven. Groningen 1910. 2) Met uitelkaarhaling van de dossiers, die in de praktijk voor dagelijksche behandeling natuurlijk onmisbaar zijn. 157 uit het oog verliest, die ze nooit heeft moeten agendeeren en die er daarom zijn gedachte nooit over laat gaan. En zoo is dat met meer stukkeneen totale wijziging van systeem in de gemeenteadministratie blijkt dan bij nader inzien slechts te bestaan in een andere agendeering der algemeene stukken, bij den Raad en bij B. en W. ingekomen. Voorwaar een heel verschilMeestal is het de chronologische opberging der stukken, die tot moeilijkheden aanleiding geeft, de chronologische agendeering, die niet blijkt te voldoen. Ja, hij die een stuk, alleen volgens een chronologische agenda ge klapperd, moet opzoeken, is wel te beklagen, maar is dit niet eveneens het geval voor hem, die een slecht ingerichten klapper, welke dan ook, moet gebruiken? Mijn vorige chef placht altijd te zeggen: „elk systeem is goed, mits men het maar getrouw doorvoert". En hier zit juist de moeilijkheid een systeem in te voeren is niet lastig, maar een getrouwe doorvoering eischt zooveel volharding, zooveel standvastigheid, zooveel geregelde wilskracht, dat men zelden lang achter elkaar een systeem goed ziet werken; het systeem schijnt dan slecht, terwijl het eigenlijk moet heeten de uitvoering is niet naar behooren. Naast de chrono logische agenda moet dan ook altijd minstens één klapper gemaakt worden, en bij een goed ingerichten klapper zal men zien, dat ook dat ouderwetsche systeem van bewaring goed kan voldoen. Juist in het maken van klappers is men echter tegenwoordig veel verder gekomenmen heeft ingezien, dat elk inschrijven in registers, anders dan regel na regel, bladzijde na bladzijde, tot groote moeilijkheden aan leiding geeft, dat bij eene andere inrichting dikwijls enkele bladen (ge deelten) vol zijn, terwijl op andere plaatsen nog een massa wit papier over is gebleven. Daardoor werd öf een register afgedankt vóór het geheel vol was, öf een verwijzing naar een andere bladzijde aan den voet van de volle ingevoerd, welke verwijzing het geheele stelsel, volgens welk het register aangelegd was, uiteen deed vallen. Aan dat gemodder heeft de invoering van losse kaarten een einde gemaakt. Terwijl de verzameling dier papieren in den aanvang weinig plaats inneemt, kan men altijd kaarten invoegen waar het noodig is en zonder veel bezwaar onderafdeelingen maken: het stelsel, volgens hetwelk de kaarten liggen, blijft toch altijd onaangetast. Doch aan dit kaartenstelsel is één bezwaar verbonden: be trekkelijk gemakkelijk kan de reeks kaarten dooreen raken, betrekkelijk gemakkkelijk een enkele op een verkeerde plaats gesteld worden, ja zelfs kan er een geheel verdwijnen. In al deze gevallen verliest de klapper veel van zijn waarde; in het laatste is het verlangde stuk absoluut onvindbaar. Bovendien maakt en daar wordt door de administratie i) Een losbladig register kan hierin met een doos kaarten gelijk gesteld worden.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 7