I4è hij als stedehouder wenscht beschouwd te worden, om af te treden, zoodra de souverein weer de teugels in handen zal kunnen nemen. Bij acclamatie worden verder de heeren Bos, Bondam en Wiersum respectievelijk gekozen tot secretaris, penningmeester en redacteur. Ten slotte vraagt de heer Van Gelder met het oog op de Memorie van Antwoord, door den Minister van Binnenlandsche Zaken uitgebracht aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, wat het Bestuur gedaan heeft in zake de Archiefwet en wat het verder denkt te doen, waarop de heer Bondam kortelijk uiteenzet, wat door het Bestuur ter zake verricht is. Hierop wordt de vergadering door den Voorzitter gesloten. Gemeentearchieven na 1815. i. Ieder, die een gemeentearchief van na 1815 begint te regelen en daarbij de „Handleiding" wil toepassen, loopt op een oogenblik naar zijn eigen meening althans vast, en na lang probeeren en nog eens probeeren laat hij altijd zijns inziens de Handleiding los en volgt het voorbeeld, door Mr. Muller en nu weer door Mr. Joosting gegeven, om het verslag „dan maar" als richtsnoer te gebruiken. Tot zoover de praktijk; laten wij nu eens zien, hoe het in theorie het geval is. Vooraf deze opmerking: de gemeentewet heeft in de verhouding tusschen Raad en Burgemeester en Wethouders slechts verandering in bevoegdheid gebracht, slechts de beslissing over enkele onderwerpen, die vóór dien tijd door B. en W. werden afgedaan, aan den Raad gegeven en verder wat nauwkeuriger de bevoegdheden omschreven. Voor mij heb ik het bij K. B. van 5 November 1815, no. 57, vastgesteld reglement voor de regeering der stad Delft, waarin art. 54 luidt: „Burgemeesteren hebben het bestuur en oppertoezigt over al hetgeen de dagelijksche gewone policie1), de handhaving der keuren, de beheering van Stads geldmiddelen, gebouwen en andere eigendommen en de conser vatie van Stads Regten betreft, en in het generaal over alles, hetgeen bij dit Reglement niet bijzonderlijk aan den Raad is opgedragen en toegekend." Art. 88 van het bij K. B. van 4 Januari 1824, no. 108, gearresteerde reglement voor het bestuur der Stad Delft luidt niet anders, behalve dan de verandering van Burgemeesteren in Burgemeester en Wet houders, en art. 179 gemeentewet begint met: „Tot het dagelijksch bestuur, aan Burgemeester en Wethouders opgedragen, behoort: a. het uitvoeren der verordeningen van den raad". En waar ik hier gesproken heb van een reglement voor de stad Delft, kan voor „Delft" elke willekeurige stad in ons vaderland worden gezet. Men denke er aan, dat policie hier nog in zijn oude beteekenis voorkomt. 149 Bij kleinere gemeenten is het verschil grooterdaar treedt de raad eerst na 1851 op. Het gevolg van dit alles is dan ook, dat de stedelijke archieven meestal van de invoering der gemeentewet uiterlijk geen sporen dragen de reglementen van 1816 en 1824 (1828) vormen dikwijls grootere rust punten, zoodat wanneer hieronder sprake is van Raad of van B. en W., het medegedeelde bijna altijd van 1815 af geldt. Het reglement van 1815 laat bijna alles, wat den werkkring van den secretaris betreft, aan den raad over (art. 19), eveneens dat van 1824 (art. 104); slechts wordt den secretaris in 1815 opgedragen „voor ieder der vergaderingen (van den Raad en van Burgemeesteren) afzon derlijke notulen" te houden en is in den eed, dien hij volgens art. 103 van het reglement van 1824 moet afleggen, opgenomen: „dat hij voor de bewaring der archiven, registers en andere papieren tot de stedelijke secretarie behoorende, behoorlijk zal zorgdragen". De gemeentewet drukt dit korter, maar minder juist uit door te zeggen in het 2e lid van art. 103: „hij wordt daarbij (bij de instructie) inzonderheid ook met de zorg voor het archief, onder toezigt van Burgemeester en Wethouders, belast". Laten wij nu eens zien, hoe en door wie stukken, het stedelijk bestuur rakende, worden uitgevaardigd en ontvangen, door wie met andere woorden archief wordt gevormd. In de eerste plaats gebeurt dit door den secretaris, die immers reeds door bovengenoemde artikelen met de zorg voor het archief is belast, en in het bijzonder de ingekomen en uitgegane stukken van Raad, Burgemeester en Wethouders en van den Burgemeester bewaart, de notulen der vergaderingen vervaardigt registers aanlegt en verder alles verricht, wat tot het werk der secretarie behoort. Daarnaast komt dan de andere hoofdambtenaar, de ontvanger, die wel zoo nu en dan zijn stukken aan den secretaris overgeeft, maar toch al die geschriften onder zich krijgt, die hem in zijn werkzaamheden van dienst zijn, in de eerste plaats de kohieren der plaatselijke belastingen, waarvan hem de minuut wordt gegeven, zoodat het zelfs dikwijls moeilijk is na de vaststelling inlichtingen over die kohieren ter secretarie te krijgen, en geregeld elke reclame aan den ontvanger wordt gestuurd „ten fine van advies". Wij krijgen verder de archieven van den Burgerlijken Stand, die echter volgens het B. W. 2) voor het belangrijkste deel de registers onder i) Overal waar van „vervaardigen" enz. sprake is, is er het doen vervaardigen enz. in opgesloten. Art. 22. De registers zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand op het einde van ieder jaar worden afgesloten, en zal, in de maand Januarij daar aanvolgende, één der dubbelen worden overgebracht in de archieven der gemeente en het andere dubbel, mitsgaders de registers der huwelijksaangiften en der huwelijks afkondigingen, ter griffie van de arrondissements-rechtbank. Art. 43 van den Code Napoléon luidt niet anders.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 3