194
de Rijksarchivarissen, geloof ik niet; dat de Rijksdienst er onder zal lijden
en dat daarentegen het publiek, daar waar geen lieden zijn, die voor
particulieren in de Rijksarchieven onderzoekingen kunnen doen, er door
zal worden gebaat, dat de archivarissen aan de archiefambtenaren kunnen
opdragen dit te doen in hun vrijen tijd".
De heer Heemskerk, Minister van Binnenlandsche Zaken „De geachte
afgevaardigde uit 's-Hertogenbosch moet mij misverstaan hebben. Ik heb
niet beweerd, dat de Rijksarchivarissen ingenomen waren met mijn circulaire
maar ik heb gezegd, dat na die circulaire een correspondentie is ontstaan
over een geval, waarin men mij gezegd had, dat die circulaire het onder
zoek tegenhield en dat ik er daarom op gewezen heb, dat, indien er
extra-werk door zulk een onderzoek vereischt wordt en de ambtenaren
daardoor te veel inkomsten derven, ik bereid was een schadeloosstelling
daarvoor te bevorderen. Daarmede heeft de betrokken Rijksarchivaris zijn
instemming betuigd.
Ik heb dus niet gezegd, dat ik een generale instemming met de
circulaire heb ontvangen, maar wel dat mij vanwege de Rijksarchivarissen
er op is gewezen, dat dergelijke zaken niet alleen in den vrijen tijd
kunnen behandeld worden, maar dat daarmede ook noodzakelijk de
bureautijd is gemoeid, hetgeen maakt dat ik voor moeilijkheden vrees,
wanneer deze werkzaamheden in den vrijen tijd geheel en al worden
toegelaten. Ik wil dat echter nog wel eens nader onderzoeken".
De beraadslaging wordt gesloten. De onderartt. 193 tot en met 217
worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen.
In de Eerste Kamer is het archiefwezen niet ter sprake gekomen.
De begrooting is aangenomen.
Aanwinsten te Delft. Het gemeente-archief van Delft is door
aankoop in het bezit gekomen van een boek der graven in de Oude Kerk
te Delft, van 13671420 en een van 1619—1624; bovendien van een
rentenboek van de Oude Kerk van pl.m. 1420. Eerstgenoemd is een
perkamenten exemplaar.
Merkwaardig, hoe de overlevering dingen doet voortleven, waarvan
men soms den oorsprong niet kent. Te Delft is een straat, officieel
Harmen Coxlaan, doch in den volksmond Kockelaan, geheeten. Men weet
niet, wie Harmen Cox geweest is. Thans heeft eerstgenoemd grafboek
opheldering gebracht en den volksmond in het gelijk gesteld. Er heeft
zekere Harmen Kocke geleefd. Ook de namen Molslaan en Jacob Gerrit-
straat worden door het oudste grafboek verklaard. De gemeente-archivaris
Mr. L. G. N. Bouricius acht de aanwinst van zeer veel belang voor de
kennis der topografie en genealogie. N. R. C., 7 Jan. 1911.
195
Verhuizing van het Amsterdamsche archief. 16 Januari
1911 werd het politie-bureau der 5de sectie 3de afdeeling te Amsterdam,
tot nog toe gevestigd aan den Amsteldijk in het voormalig raadhuis van
Nieuwer-Amstel, van daar overgebracht naar een nieuw gebouw aan de
Nieuwe Tolstraat no. 5. Gelijk bekend is, staat deze verplaatsing in ver
band met de overbrenging van het oud-archief der Gemeente van de
Waag op de Nieuwmarkt naar bovengenoemd voormalig raadhuis van
Nieuwer-Amstel.
N. R. C., 14 Jan. 1911.
De Vereeniging „Zi eri ckzee". Dusgenoemde vereeniging is
onlangs opgericht te Zierikzee. „Zij stelt zich ten doel de kennis te be
vorderen van het heden en verleden van Zierikzee en omstreken, waar
van zij tracht de geschiedenis uit te bronnen te leeren kennen en te doen
kennen. Dit laatste poogt zij te bereiken
a. door het oprichten, in stand houden en uitbreiden eener verzame
ling van kunst en oudheden.
b. door het aanleggen en bijhouden van liggers of repertoria van het
geen daarvoor van belang is.
c. door het publiceeren van geschriften.
d. door het zoo mogelijk doen houden van lezingen, kunstbeschou
wingen en tentoonstellingen.
e. door het helpen behouden van alle zoodanige zaken, die zij meent,
dat bevorderlijk kunnen zijn aan het doel der Vereeniging".
Het wapen van Suriname. In De West, nieuwsblad uit en
voor Suriname, komt in de nummers van 15, 22, 25 en 29 November
1910 een interessant debat voor tusschen de heeren Fred. Oudschans Dentz
en C. C. M. Ligtenbero over het wapen van Suriname. De eerste is
van oordeel, dat het door de Bataafsche Republiek in 1802 vastgestelde
en in 1803 ingevoerde wapen het feitelijk nog thans in de kolonie gel
dende is en dat het wapen met de Indianen, het zoogenaamde „tabaks
wapen" vervallen is, maar ten onrechte officieel in gebruik bleef. De
tweede echter is van meening, dat zoowel het tabakswapen als het wapen
van 1803 beide afgedaan hebben, al wordt het tabakswapen zoo nu en
dan nog als curiosum gebruikt, terwijl daarentegen het Nederlandsche wapen
onaangevochten heerscht.
Naar aanleiding van deze gedachtenwisseling heeft de Gouverneur van
Suriname den Minister van Koloniën verzocht hem te willen mededeelen,
welk wapen zijns inziens als het wapen der kolonie Suriname is te be
schouwen. In aansluiting aan het nog altijd geldende besluit van den
Gouverneur van 23 Maart 1869 (G. B. no. 13), deelde de Minister hem