192
aan de archivarissen in Nederland en waarbij aan de archiefambtenaren
verboden wordt voor particulieren werk te verrichten. Die circulaire is
in de wereld gekomen naar aanleiding van een zeer gegronde klacht van
een particulier, die op een Rijksarchief een onderzoek had willen instellen,
waarin hij echter bemoeilijkt werd, omdat een ondergeschikt ambtenaar
zelf geld wilde verdienen met het instellen van dat onderzoek. Hoewel
de circulaire uitgevaardigd werd naar aanleiding eener zeer gegronde
klacht, is zij daarom nog niet juist; want het gevolg daarvan is, dat nu
de Rijksarchivarissen belast worden met werk, dat eigenlijk hun taak niet
is. Wanneer particulieren op een Rijksarchief komen en zij vinden een
stuk dat zij niet kunnen lezen, dan moeten zij toch thans aan den Rijks
archivaris een simpele kopie vragen, wat aan dien archivaris dikwijls veel
werk geeft en hem daardoor ontneemt den tijd, dien hij aan een betere
studie zou kunnen besteden. En wat krijgt nog het Rijk er voor
20 cent per bladzijde Ik zou daarom den Minister in overweging willen
geven die circulaire in dezen zin te wijzigen, dat in het vervolg de
ambtenaren op de Rijksarchieven bevoegd zijn in hun vrijen tijd aan
particulieren simpele afschriften van archiefbescheiden te geven. Het wil
mij voorkomen, dat het Rijk daardoor zich zelf niet zou benadeelen,
omdat dan de Rijksarchivarissen hun tijd kunnen besteden aan gewichtiger
en belangrijker werk dan het maken van simpele kopieën van stukken.
En het publiek zou er ook door worden gebaat, want er zijn standplaatsen
van Rijksarchieven, waar men geen personen heeft, die in de archieven
onderzoeken kunnen instellen voor particulieren, en die zouden dan zeer
goed kunnen gedaan worden, zonder dat het Rijk er eenig nadeel bij
heeft, door de archiefambtenaren in hun vrijen tijd. Als deze in hun
vrijen tijd er iets bij willen verdienen, is er toch voor het Rijk geen reden
om dat te verbieden".
De heer Heemskerk, Minister van Binnenlandsche Zaken „Mijnheer
de Voorzitter! De rede van den geachten afgevaardigde uit 's Hertogen
bosch is ongetwijfeld een belangrijke bijdrage bij de overweging van een
wettelijke regeling van het archiefwezen, en de geachte afgevaardigde zal
waarschijnlijk in dit antwoord de beste voldoening vinden. Ik hoop ook,
dat het mogelijk zal zijn binnen niet te langen tijd met een dergelijke
wettelijke regeling te komen.
Wat betreft de circulaire ten aanzien van het archiefwerk, het spreekt
vanzelf, dat de eigenlijke bedoeling daarvan hoofdzakelijk gericht is tegen
het werk in bureautijd. Door de archivarissen zijn er allerlei bezwaren
tegen geopperd, juist omdat het zoo moeilijk was onderzoekingen voor
particulieren alleen in den vrijen tijd te doen. Dat moest althans ten
deele in bureautijd geschieden. Bovendien zouden de ambtenaren inkomsten
derven. Nu geloof ik niet, dat het met het laatste zoo verschrikkelijk is,
193
en ik meen, dat werk, dat in bureautijd gedaan wordt, ten goede moet
komen aan het Rijk, gelijk dat overal elders en ook bij het archiefwezen
een beginsel is. Indien de ambtenaren daardoor te veel inkomsten zouden
derven, kan men hen van Rijkswege eenigermate schadeloos stellen. Die
oplossing heb ik aan de archivarrissen te kennen gegeven. Er was een
acuut geval bij een archief, waar beweerd werd, dat ten gevolge van mijn
circulaire het onderzoek moest worden gestaakt. Het is mij bekend, dat
het onderzoek nu weer voortgaat en ik ben door den archivaris zelfs
bedankt voor mijn milde beschikking in dit opzicht. Nu zegt de geachte
afgevaardigdezoudt gij niet nog wat verder gaan en het in den vrijen
tijd toelaten Ik kan niet anders zeggen dan dat het wel eenig onderzoek
vereischt of dat mogelijk is. Natuurlijk erken ik, dat de bedoeling hoofd
zakelijk is het werken voor eigen rekening in bureautijd te keerenmaar
men moet bij het uitdrukkelijk vrij geven van het werken voor eigen
rekening in vrijen tijd weer vragen, welke de gevolgen daarvan voor den
bureautijd zullen zijn. Ik wil het intusschen gaarne nog eens nagaan".
De heer van Sasse van Ysselt „Mijnheer de VoorzitterIk dank
den Minister voor zijn antwoord. Met zeer veel genoegen heb ik er uit
vernomen, dat hij voornemens is binnen niet al te langen tijd een wets
ontwerp tot regeling van het archiefwezen in te dienen, en dat hij ook
de circulaire, betreffende het werk voor particulieren te verrichten in Rijks
archieven, nog eens wil herzien. Ik meen evenwel, dat niet geheel juist
was wat hij zeide, dat de archivarissen met de circulaire ingenomen
zouden zijn. De Rijksarchivarissen toch zijn er over bijeengekomen „en
er werd toen door hen besloten" zoo staat letterlijk in de nieuws
bladen „tegen dezen maatregel te protesteeren en hun bezwaren aan
den Minister kenbaar te maken". Zij kunnen zich met de circulaire dus
niet vereenigen.
De Minister heeft nog gezegd, dat het Rijk er geen schade door
mag lijden, dat door de archiefambtenaren voor particulieren gewerkt
wordt. Ik heb er reeds op gewezen, dat de schade, die het Rijk er door
zou lijden, al bitter klein is, aangezien voor een simpel afschrift slechts
20 cent per bladzijde mag worden berekend. Daartegenover staat, dat
de Rijksarchivarissen en hun ambtenaren nu den kostbaren tijd, dien zij
aan veel belangrijker onderwerpen hebben te besteden, moeten besteden
aan het maken van zoodanige afschriften, loopende meestal over onbe
langrijke onderwerpen voor particulieren. Daardoor komt het Rijk in
het nadeel.
Ik vermeen daarom nog altijd, dat er geen enkel bezwaar tegen kan
bestaan dat, wanneer de Rijksarchivarissen aan hun ondergeschikten toe
staan om buiten diensttijd voor particulieren werkzaamheden te verrichten,
dezen dat ook doen. Als de Minister de beslissing daarover overlaat aan