186
als Algemeen Rijksarchivaris, met dankbetuiging voor de vele en langdurige
diensten, door hem aan den lande bewezen.
Bij Kon. besluit van 14 Februari 1911 is, met ingang van 1 Maart,
benoemd tot rijksarchivaris in Zeeland, dr. K. Heeringa, archivaris der
gemeente Schiedam.
Bij Kon. besluit van 3 Jan. 1911 is benoemd tot plaatsvervangend
lid der Tiendcommissie in het zevende district, standplaats Middelburg, de
heer dr. L. W. A. M. Lasonder, commies aan het rijksarchief aldaar.
Tot bibliothecaris der provinciale bibliotheek in Zeeland is benoemd
de heer W. O. Swaving, archivaris der gemeente Middelburg.
N. R. C., 21 Jan. 1911.
Bij Kon. besluit van 19 December 1910 is aan mr. R. Fruin Th.Az.
op zijn verzoek, met ingang van 16 December, eervol ontslag verleend
uit zijne betrekking van lid, tevens voorzitter, van den Voogdijraad te
Middelburg.
Zondag 26 Febr. 1911 was het 25 jaar geleden, dat de heer C. J.
Gonnet te Haarlem werd benoemd tot rijksarchivaris in Noord-Holland.
De heer Gonnet heeft toen kunnen ervaren, hoe zeer zijn verdiensten
in breeden kring worden gewaardeerd. Van heinde en ver kwamen
brieven en telegrammen, zoo b.v. van de meeste archivarissen in Neder
land, van Jhr. De Stuers, van tal van burgemeesters in Noord-Holland
enz. In den middag kwam de Commissaris der Koningin zijn geluk-
wenschen aanbieden. Ook deed dit het college van Burgemeester en
wethouders van Haarlem met den secretaris en tal van anderen.
N. R. C., 27 Febr. 1911.
Staatsbegrooting. Aan het vijfde hoofdstuk der Memorie van
Antwoord op het Voorloopig Verslag over de Staatsbegrooting voor het
dienstjaar 1911 ontkenen wij het volgende:
Iste Afdeeling. Kosten van het Departement.
Gemeente-archieven. Dat de verzorging van de archieven in
tal van gemeenten te wenschen overlaat, is ook den ondergeteekende niet
onbekend.
Komen gevallen van verwaarloozing dier archieven te zijner kennis,
dan worden de desbetreffende gemeentebesturen door hem hierop opmerk
zaam gemaakt.
1.87
In October 1908 zijn echter reeds door tusschenkomst van de Gede
puteerde Staten in de onderscheidene provinciën de gemeentebesturen uit-
genoodigd, om, indien zij, ten gevolge van het voortdurend aangroeien
der archieven, waardelooze papieren wenschen op te ruimen, van dat
voornemen tijdig aan Gedeputeerde Staten mededeeling te doen, terwijl
de ondergeteekende zich bereid verklaard heeft, om, indien bij die schifting
deskundige voorlichting verlangd wordt, den Rijks-archivarissen op te dragen
die te verleenen, zonder dat zulks kosten voor de gemeenten medebrengt.
Van die voorlichting is reeds menigmaal gebruik gemaakt. (Vgl. o. a.
Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 1909, bladz. 2, 3, 185 202, 348).
Zoodanige schifting zal er uit den aard der zaak toe leiden, dat aan
meer waardevolle papieren ook grooter zorg kan worden besteed.
Tot het verleenen van financieelen steun aan eene vereeniging, die
zich met het catalogiseeren der gemeente-archieven zoude willen belasten,
bestaat mitsdien vooralsnog geen aanleiding.
Vereenvoudiging der gemeente-administratie. De in
richting der gemeente-administratie berust grootendeels op wettelijke voor
schriften en op de inwendige organisatie der secretarie, waarop van Regee-
ringswege geen invloed kan worden uitgeoefend.
Intusschen zal de ondergeteekende gaarne in overleg treden met zijne
ambtgenooten, ten einde na te gaan, of wellicht werkzaamheden, gelijk
thans met betrekking tot onderwerpen als inkwartiering en attestatiën de
vita worden vereischt, vereenvoudigd kunnen worden door wijziging van
vigeerende regelingen.
Vilde Afdeeling. Kunsten en Wetenschappen.
Wettelijke regeling van het archiefwezen. Dat de handel
wijze, om het door de Vereeniging van archivarissen aan de Regeering
aangeboden wetsontwerp om advies naar de Rijksarchivarissen te zenden,
niet juist zoude zijn, op grond, dat in de vereeniging, welke het ontwerp
samenstelde, die archivarissen het voornaamste element vormen, kan door
den ondergeteekende niet worden ingezien. Afgezien reeds van het feit,
dat de vereeniging het ontwerp slechts goedkeurde en dat in de commissie
uit de vereeniging, die het ontwerp samenstelde, slechts één Rijksarchivaris
zitting had, is de ondergeteekende van meening, dat de vergadering van
Rijksarchivarissen het lichaam was, aangewezen om de Regeering voor te
lichten, te meer omdat uit de notulen der vergaderingen, die aan de
Regeering worden toegezonden, een duidelijk beeld kon worden gevormd
van de verschillende inzichten.
Op de vraag, of het onderzoek betreffende het wetsontwerp thans is
afgeloopen en tot welke uitkomsten het heeft geleid, kan de onder
geteekende antwoorden, dat de vraag, of eene wettelijke regeling van het
archiefwezen wenschelijk mag heeten, nog bij hem in overweging is. Bij