172 b.v. nr. 535, dat de bescheiden bevat over een proces der vijf Hollandsche steden tegen Dordrecht over de exemptie van Dordrecht inzake den impost op de wijnen, en uit dertien stukken bestaat, van elk waarvan nauwkeurig de inhoud wordt weergegeven. Doch tevens vernemen wij uit de noot, dat twaalf dezer stukken in regest zijn gebracht, zoodat de nadere inhouds opgave althans van deze totaal overbodig is. M. i. had de bewerker dus kunnen volstaan om dit nummer in drie of vier regels te beschrijven, in plaats van, zooals nu het geval is, er bijna vier bladzijden mede te vullen. Welnu, wat ik van dit nummer heb aangetoond, zou ook van tal van andere gezegd kunnen wordendoch dit eene voorbeeld kan volstaan om mijn bedoeling te verduidelijken. En nu zegt de heer Van Dalen wel, dat hij deze stukken afzonderlijk beschreven heeft, omdat ze niet in de regestenlijst konden worden opgenomenmaar dat geldt slechts voor een uiterst klein aantal. Verreweg de meeste daarentegen zijn wel degelijk in regest gebracht. Mijn andere grieve tegen Van Dalen's wijze van bewerking bestaat daarin, dat hij bij de omschrijving van een stuk zoo veelvuldig ik had haast gezegd, onbehoorlijk gebruik maakt van oude opschriften, ver ouderde termen en plaatselijke dialectwoorden, zoodat de inhoud van menig nummer voor den gebruiker, althans voor den leek, duister zal blijven. En omdat ook hierin de Handleiding den heer Van Dalen, ten deele althans, gelijk schijnt te geven door de m.i. verkeerde volgorde van de punten, die bij de beschrijving van elk inventarisnummer vermeld moeten worden (zie 48), wil ik er hier nog eens weer uitdrukkelijk op wijzen, dat niet de oude titel, maar de algemeene beschrijving van den inhoud de hoofdzaak is en dat deze daarom voorop moet gaan. Eerst dus een algemeen ver staanbare omschrijving van den inhoud en dan pas de oude titel met meestal plaatselijke benamingen. B.v. Eerst als hoofdtitelRegister van overdracht van onroerende goederen en dan pas als ondertitel: Transportboek, Qifteboek, Protocol van Verzegelingen of hoe deze akten in de verschillende streken van ons land meer genoemd mogen zijn. Het groepje van belangstellenden in een archiefinventaris is reeds zoo klein, dat wij toch in 's hemels naam moeten zorgen het gebruik zoo gemakkelijk mogelijk te maken, en ook den leek in staat moeten stellen om dadelijk te vinden wat hij noodig heeft. En dat kan alleen, als wij bij de beschrijving termen gebruiken, die in onzen tijd gangbaar zijn en overal in den lande verstaan worden. Ook al bestaat thans het begrip zelf niet meer, ook dan nog kan de bewerker meestal wel zorgen, dat hij het in de beschrijving duidelijk uiteenzet. In geen geval echter mag hij volstaan met eenvoudig den ouden titel te vermelden, zonder meer. Dat is wel de gemakkelijkste manier, maar niet de meest aan het doel beantwoordende. 173 Dit wat de beschrijving der nummers betreft. Doch ook bij de titels en eigennamen gebruikt de heer Van Dalen bijna voortdurend de oude vormen, die in een regestenlijst zeer op hun plaats zouden zijn, maar in een inventaris m. i. niet thuis hooren, zoodat men meermalen den indruk krijgt, dat wat nu als inventarisnummer wordt uitgegeven, aanvankelijk als regest bedoeld is. Om een enkel voorbeeld te noemen wijs ik b.v. op nr. 184 Mer Adolf van Cleven en Van der Marcke, nr. 219 Janne den Groeten ser Jans Groeten zoon, nr. 226 hoedekine, nr. 293 Haren Willems, nr. 296 scroomeesters, nr. 426, 427, 431 geheel, nr. 530 Der Gou, Cappell of Waspyck, en tutti quanti. Doch aanmerkingen genoeg! Het zou anders den schijn krijgen, alsof de verdiensten van dezen inventaris verre te zoeken waren. Dit nu is geens zins het geval en ik haast mij daarom den heer Van Dalen met de vol tooiing geluk te wenschen en hem te verzekeren, dat ik de Regestenlijst met belangstelling tegemoet zie. Ten slotte wil ik nog even wijzen op de Inleiding, waarin een beknopt maar duidelijk overzicht wordt gegeven van de geschiedenis van het archief en op de met zorg bewerkte registers, die ten getale van drie: I plaatsen, 11 onderwerpen, III personen, het werk besluiten. Moge het den heer Van Dalen gegeven zijn, om ook van het thans nog onbeschreven deel van het Dordtsche archief den inventaris in druk te doen verschijnen E. WIERSUM. Literatuur-kroniek. Catalogus der Handbibliotheek van het photo- graphisch atelier der Universiteitsbibliotheek te Utrecht. De nieuwe Utrechtsche bibliotheek is voorzien van een fotografisch atelier en voor den gebruiker daarvan is een kleine handbibliotheek samengesteld vooral waar enkele dier boeken worden uitgeleend, kan de verspreiding- van zulk een catalogus veel nut stichten. Tijdschrift voor Boek- en Bibliotheekwezen. Ant werpen's-Gravenhage. Jaargang VIII, no. 5 en 6. De ambtenaar aan bovengenoemd Utrechtsch atelier, G. A. Evers, heeft in het eerste der 2 nummers een 6-bladzijden groot stuk geschreven over bibliotheek-fotografie. Na enkele bezwaren over het fotografeeren van zeldzame en kostbare boeken buiten de bibliotheken te hebben opgenoemd, waaronder vooral het onoordeelkundig behandelen der boeken door de werklieden op den voorgrond treedt, bespreekt hij het atelier onder zijn beheer, de eerste bibliotheeks-fotografeerinrichting hier te lande. Moge dit

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 15