168 bedragen te noemen, maar alleen te spreken van eene rente, eenen koop prijs, eene som enz. zonder meer. Het boek van den heer Juten verdient overigens niets dan lof. 's-Oravenhage. AUG. SASSEN. Nog een opmerking. Uit de in de eerste aflevering van het Ned. Arch.blad (XIX, blz. 68) geplaatste opmerkingen van den heer Aug. Sassen zie ik, dat de uitgevers van den Atlas der Nederland sche Palaeographie de afkorting „XVIII s. holl." aanvullen tot „XVIII solidos hollandenses" Het mocht nu toch wel van algemeene bekendheid verondersteld worden, dat na librae en solidi het adjectief in den genit.mann. meerv. volgt, er n.l. denariorum bij gedacht is. Alleen wanneer de som zelf in denarii is uitgedrukt, kan de naamval van het adjectief nog tot controvers aanleiding geven. „XVIII s. holl." behoort dus aangevuld te worden tot „XVIII solidos hollandensium", of in een middelnederlandschen tekst, zooals de heer Sassen zeer terecht opmerkt, tot „XVIII scellinghen hollants". Men kan over een en ander vergelijken: J. Havet in Bibl. de l'Ecole des Chartes, deel 37 (1876), blz. 143. HENRI OBREEN. Luxe-paarden. In het verslag van de vergadering der Belgische archivarissen, gehouden te Bergen op 20 November 1910, leest men op blz. 30 het volgende „Avant de passer a l'ordre du jour, l'assemblée entend d'abord M. Neus, qui signale un fait de nature a intéresser les archivistes. 11 s'agit de la compatibilité de la fonction d'archiviste avec certaines professions libérales. Un de nos collègues, dit-il, est en même temps inscrit comme avocat au barreau de Bruxelles. Le conseil de discipline n'ignore pas cette situation et n'y voit pas d'inconvénient, estimant que les archivistes ne sont pas des fonctionnaires dans le sens habituel du mot, mais des savants, aux- quels l'Etat accorde une modeste indemnité en récompense des services d'ordre scientifique qu'ils lui rendent. M. Nelis signale uniquement ce fait pour montrer, en quelle grande estime le barreau de Bruxelles tient la profession d'archiviste". Hoe onschuldig dit bericht er ook uitziet en hoe vleiend het voor de archivarissen moge klinken, toch schijnt het mij niet zonder bedenking, dat de heer Neus aan zijne mededeeling geen enkel woord van protest verbonden heeft tegen de opvatting, die de Brusselsche balie van het archivarisambt heeft. Die geleerden toch met hunne eershalve zoo beschei den inkomentjes, wat zijn het anders dan de bekende luxe-paarden 169 waarmee men ons zoo lang en zoo hardnekkig vergeleken heeft die nog eens weer van stal worden gehaaldWerkpaarden willen wij zijn, die hun haver verdienen, en geen luxe-paarden. Naar den drommel er mee en thans voor goed E. W. Boekbespreking. J. L. van Dalen. Inventaris van het archief der gemeente Dor drecht. I. De grafelijke tijd 1200 1572. 272 blz. -j- ongepagi neerde registers. Dordrecht, Stoomdrukkerij D. L. van Elk, 1909. Deze inventaris van den Dordtschen archivaris, reeds eenigen tijd geleden verschenen, bevat de beschrijving van het archief dier stad, voor zoover betreft de stukken uit den grafelijken tijd tot 1572. Met de vol tooiing van dit werk zijn nu de oudste en de jongste bescheiden van het Dordtsche archief geordend en geinventariseerd. Het gedeelte van 1795 tot 1851, gesplitst in twee tijdvakken 17951813 en 18131851, werd voor eenige jaren reeds bewerkt door den toenmaligen archivaris Mr. Overvoorde, waarvan de inventaris in handschrift voorhanden is, terwijl het allernieuwste, het loopende archief, in een lokaal ten stadhuize berus tend, eveneens geinventariseerd is en de inventaris daarvan geregeld wordt bijgehouden. De grootste brok echter, die bestaat uit de stukken van den tijd der Republiek 15721795, is nu onderhanden en zal den archivaris waarschijnlijk nog wel eenige jaren bezighouden. De thans voltooide inventaris is niet de eerste, die van het Dordtsche archief in het licht is gegeven. Reeds in 1862 verscheen van Mr. P. van den Brandeler, advocaat en gemeente-secretaris, den eerste, die zich met een wetenschappelijke ordening van het archief bezig hield, het eerste gedeelte van den door hem opgemaakten inventaris, bevattende de verza meling charters, die zich in de IJzeren Kast bevond, drie jaren later gevolgd door het tweede gedeelte, waarin de privilege- en keurboeken, resolutiën, registers, rekeningen enz., tot 1813 beschreven werden. Nog weer drie jaar later, in 1869, gaf hij het derde en laatste gedeelte uit, dat in hoofd zaak het archief van de Weeskamer omvatte met enkele andere losse stukken en verzamelingen. Doch hoe verdienstelijk Mr. Van den Brandeler's inventaris voor zijn tijd ook moge zijn, sindsdien is niet alleen het archief zeer in omvang toegenomen zoowel door het terugvinden van verdwaalde stukken als door schenkingen van particulieren en door aankoop op publieke veilingen zoo zeer zelfs, dat alleen daardoor reeds een nieuwe inventaris-uitgave gerechtvaardigd zou zijnmaar ook de archiefwetenschap is in die veertig jaren menige schrede vooruitgegaan en heeft in de denkbeelden omtrent ordening en

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 13