92
1 stukken, betreffende de periodieke werkzaamheden der gemeente
besturen
2°. correspondentie over benoeming, beëediging en ontslag van
officieren
3°. archieven van de kommandanten der schutterijen.
Ook bestaan stukken betreffende den Landstorm (van 1830—1839),
welke m. i. foutief is genoemd „mobiele schutterij".
De onder 1 genoemde stukken zijn in de genoemde beschikking van
den Minister van Binnenlandsche Zaken aangewezen, om te worden ver
nietigd die onder 2 genoemd zijn daarin niet opgenomen.
De onder 3 genoemde archieven kunnen op de secretarieën der
gemeenten aanwezig zijn, indien ze door de commandanten vóór of na
de opheffing der schutterijen aan de gemeentebesturen zijn afgegeven.
Alleen ten aanzien der archieven van de kommandanten der dienstdoende
schutterijen zal dit het geval zijn, aangezien die der rustende schutterijen,
wier bevoegdheden zich over een groot aantal gemeenten uitstrekten,
willekeurig hebben gehandeld. Na de opheffing der schutterijen hebben
eenige afgetreden kommandanten hunne archieven naar de provinciale
griffies overgebracht.
In eenige gemeentehuizen kunnen archieven van vroegere komman
danten van rustende schutterijen aanwezig zijn, welke daar zijn gedeponeerd
door kommandanten, die voor de inwerkingtreding der gemeentewet tevens
burgemeester waren. Mochten die archieven worden aangetroffen, dan
zouden zij naar de provinciale griffies kunnen worden overgebracht.'
Wat den Landstorm (Mobiele schutterij) betreft, kan het volgende
dienen.
Art. 213 der Grondwet (1815) bepaalde: „In alle gemeenten, welker
bevolking binnen den besloten kring of omtrek der gebouwen 2500 zielen
en daarboven bedraagt, worden als van ouds schutterijen opgerigt, tot
behoud der inwendige rust. Deze schutterijen dienen in tijden van oorlog
en gevaar, tegen de aanvallen van den vijand. In andere gemeenten
worden in tijd van vrede, rustende schutterijen ingesteld, welke in geval
van oorlog, gezamenlijk met de vorengemelde dienen als
landstorm tot verdediging des Vaderlands."
De wet van 11 April 1827 (St.bl. no. 17), houdende oprichting van
schutterijen, bepaalde in de 4e afdeeling:
Over den landstorm.
Art. 77. Zoodra in de gevallen, bij art. 209 der grondwet voorge
schreven, de geheele militie zal zijn bijeengeroepen, zal de mogelijke ver-
eeniging der dienstdoende en rustende schutterijen (de reserve daaronder
begrepen) kunnen worden voorbereid, en zullen deze schutterijen onver-
93
wijld in den wapenhandel worden geoefend, zoodanig en zoo dikwijls,
als Wij zulks tot bevordering van de verdediging des vaderlands zullen
noodig achten.
Art. 78. Tegen de aanvallen van den vijand zullen, aanvankelijk en in
de eerste plaats, worden bestemd en opgeroepen
1°. Zoodanige leden der schutterijen, welke zich vrijwillig tot dat
einde zullen hebben aangeboden
2°. De ongehuwden en, bij een dringend gevaar, de verdere leden
van den eersten ban
3°. De tweede ban.
Terwijl, eindelijk, de overige leden der schutterijen, en bij het dringendst
gevaar al de overige ingezetenen, geschikt om de wapenen te dragen,
naar aanleiding van art. 203 der Grondwet den derden of laatsten ban van
den landstorm zullen uitmaken
Art. 79. De oproeping van den landstorm zal, indien de Staten-
Generaal niet vergaderd zijn, gepaard gaan met een buitengewone bijeen
roeping van dezelve, ten einde van het verrigte opening te geven en de
verdere daartoe betrekkelijke maatregelen met de Vergadering te beramen.
Art. 81. De inrigting van den landstorm, en meer bepaaldelijk
dezelfs verdeeling in kompagnien, bataljons, regementen of legioenen, zal
door Ons worden bevolen.
Art. 82. Dat gedeelte van den landstorm, hetwelk aanvankelijk tegen
de aanvallen van den vijand moet dienen, zal worden beschouwd een
gedeelte der legermagt van het Rijk uittemaken, en dienvolgens op den
zelfden voet behandeld worden en onder dezelfde verpligtingen staan.
Hetzelve zal op gelijke wijze worden verpleegd en bezoldigd als het leger
van den Staaten zullen al de inrigtingen, welke ten behoeve van dat
leger bestaan, alsdan ook op den landstorm van toepassing zijn, welke
mitsdien op eene gelijke verzorging en belooning ten volle zal aanspraak
hebben.
Art. 83. In geen geval zal de landstorm buiten de grenzen van het
Rijk mogen worden gevoerd of gebruikt.
Art. 28 der Schutterijwet bepaalde:
De verdere formatie der schutterijen tot kompagnien, bataljons of afdeelingen,
alsmede de reglementaire bepalingen, daartoe betrekkelijk, zullen door Ons worden
vastgesteld; en zal bij deze organisatie van het beginsel worden uitgegaan, dat bij
ieder korps keurkompagnien zullen worden opgerigt, bestaande uit de bij hunne inlijving
ongehuwden en gehuwden zonder kinderendeze kompagnien zullen eventueel den
eersten ban van den landstorm uitmaken.
De overige schutters zullen in eenen tweeden en derden ban worden verdeeld,
en bij den tweeden ban geplaatst worden zij, die met minder talrijke familiën belast
zijn en door hunnen stand, hun bedrijf of andere omstandigheden, voor hunne fami
liën meer misbaar worden gemaakt. De overige schutters behooren tot den derden
ban, en zullen de laatste sectiën der overige kompagnien uitmaken; terwijl die van
den tweeden ban bij de eerste sectiën dier kompagnien zullen worden geplaatst.