86
ling daarover eene opmerking is gemaakt, welke in het openbaar dient
behandeld te wordenanders toch zou licht een misverstand kunnen ont
staan, en dat dient vermeden te worden. Op blz. 65 wordt nl. in het
rapport gezegd, dat de drie archiefvakken (diplomatiek, palaeographie en
chronologie) voor den archivaris behooren te worden gedoceerd als zelf
standige vakken van wetenschap, niet als hulpwetenschappen der geschie
denis. Men heeft mij nu gevraagdzijn die vakken dan geene hulpweten
schappen der geschiedenis, en doet het er voor het onderwijs iets toe, of
men ze als zelfstandige vakken van wetenschap, dan of men ze als hulp
wetenschappen der geschiedenis beschouwt? Omvatten zij, uit welk oog
punt ook beschouwd, niet altijd hetzelfde gebied?
Daarop kan nu, dunkt mij, het volgende geantwoord worden. Een
principieel onderscheid tusschen hoofd- en hulpwetenschappen bestaat er
m.i. niet. Wat voor den een hoofdwetenschap is, is voor den ander hulp
wetenschap dat hangt van den aard van ieders studie af. Voor iemand
als Mabillon b.v. was de diplomatiek hoofdwetenschap, de geschiedenis
was voor hem slechts eene hulpwetenschap, die hij bij zijne hoofdstudie,
de diplomatiek, noodig had. Voor den historicus is natuurlijk omgekeerd
de diplomatiek eene hulpwetenschap Voor den archivaris is het spreekt
van zelf de archiveconomie de hoofdwetenschapde geschiedenis, het
oude recht, de diplomatiek, de palaeographie enz. zijn voor hem alle hulp
wetenschappen, die hem in staat moeten stellen zijne taak naar behooren
te vervullen. Natuurlijk kan hij zich daarnaast ook nog wel zelfstandig
wijden aan de studie der geschiedenis of der diplomatiekmaar dat gaat
dan buiten zijn eigenlijk werk als archivaris om. Daarom is hetgeen in
het rapport staat, eigenlijk minder juist en is het beter te lezende drie
archiefvakken behooren gedoceerd te worden uitsluitend ten behoeve van
den aanstaanden archivaris. Op hetgeen hij noodig heeft, dient in de
eerste plaats te worden gelet. Zijn belang mag niet ten koste van dat
van den historicus, dat niet altijd hetzelfde is, worden verwaarloosd 2).
Dat het toch groot onderscheid maakt, hoe men een vak doceert, hetzij
als zelfstandige wetenschap, hetzij als hulpvak van eene andere wetenschap,
spreekt van zelf. De palaeographie als zelfstandige wetenschap omvat de
kennis van het oude schrift uit alle perioden, en onverschillig welke de
Als zelfstandig vak van wetenschap beschouwd, behoort de diplomatiek niet
als de geschiedenis tot het gebied der litterarische maar tot dat der juridische faculteit.
Immers zij handelt over die stukken, die bestemd zijn om zoo noodig als bewijs in
rechte te dienen en daarom in een bepaalden vorm zijn opgesteld.
2) In het rapport is de opvatting, dat de diplomatiek, de palaeographie en de
chronologie als zelfstandige vakken van wetenschap door den aspirant-archivaris moeten
worden beoefend, ontleend aan de discussie in de vergadering van rijksarchivarissen,
gehouden in 1902, waarin tusschen deze vakken en de propaedeutische vakken, gelijk
de geschiedenis, het oud-vaderlandsche recht enz. er genoemd worden, scherp (wel
licht te scherp) onderscheiden wordt.
87
aard der handschriften is, waarin het voorkomt. Als hulpwetenschap voor
den beoefenaar van het Latijn omvat zij natuurlijk een veel minder ruim
veldals hulpvak voor den Neerlandicus strekt zij zich weer over een
geheel ander gebied uit. De historicus moet, gelijk in het rapport is ge-
gezegd, de palaeographie ook van de narratieve geschiedbronnen bestu-
deeren, met wier kennis de archivaris als zoodanig niets te maken heeft.
Minder scherp is het verschil aan te wijzen bij het onderwijs in de
diplomatiek en de chronologie. Zeker, de beoefenaar der oude geschiedenis
behoeft de kennis van een geheel ander gedeelte der chronologie dan de
archivaris, en wie voornemens is zich op de nieuwere geschiedenis toe te
leggen, behoeft eigenlijk de hulp der diplomatiek in het geheel niet.
Maar ik geef toe, dat de mediaevisten en de archivarissen van de diploma
tiek en de chronologie eigenlijk evenveel dienen te weten, willen zij hunne
taak naar behooren vervullen. Intusschen alle historici zijn geene mediae
visten, en al is ook in den regel het onderwijs in de diplomatiek en de
chronologie opgedragen aan denzelfden hoogleeraar, die de geschiedenis der
middeleeuwen doceert, de bedoeling zal toch wel zijn, dat alle historici
zijne colleges volgen. Het onderwijs in de diplomatiek, voor alle historici
bestemd, loopt dus gevaar oppervlakkiger te zijn en minder in bijzonder
heden af te dalen, dan dat wat de a.s. archivaris noodig heeft. Tegen
dat gevaar nu wil het rapport waarschuwen.
R. FRUIN.
Congrès international des archivistes et des bibliothécaires.
Van het Brusselsche congres laten we hieronder de wenschen
volgen, zooals die in de afdeelingen (1 en III) uitgesproken en door
de algemeene vergadering bekrachtigd zijn. Tevens maken wij van deze
gelegenheid gebruik om een enkele aanvulling en wijziging van ons vorig
verslag (zie blz. 77) te geven. Als voorzitter van de eerste afdeeling was,
behalve de genoemde heeren, ook nog aangewezen de heer Waldo Leland,
secretaris van het Historisch Genootschap te Washington, terwijl als voor
zitters van de derde afdeeling fungeerden de heeren Hauviller, rijksarch:-
te Metz, en Dr. Cuvelier te Brussel. Ook moet nog worden medegedeeld,
dat in het comité, waaraan de voorloopige regeling van het volgend
congres is opgedragen, in plaats van de heeren Muller en Martin, zitting
hebben de heeren Gaillard en Pater Van den Gheyn.
Voeux émis par les Sections et ratifiés par l'Assemblée
générale de cloture. Ière Section: Archives.
I. Question XIV. Publications d'archives. M. H. Nélis (Bruxelles).