142
en ten einde een der adjunct-commiezen tot commies te kunnen bevorderen,
is meer noodig 855. Aangezien evenwel de jaarwedde van den directeur
van het Bureau der Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën,
voor wien ten vorigen jare op dit artikel nog voor één kwartaal ƒ1000
was uitgetrokken, op een ander artikel is gebracht, is minder geraamd 145.
Art. 194. Rijksarchief te's Gravenhage. Materieel. Ten vorigen jare
was op dit artikel nog 1500 uitgetrokken voor de geschiedkundige publi
catiën, benevens een bedrag van 3000 voor het maken van een uitbouw
voorts is voor den dienst van het Algemeen Rijksarschief, waarop door
den ondergeteekende werd bezuinigd, en voor het onderhoud van het
gebouw f 5500 minder geraamd, zoodat het artikel met f 10.000 kan wor
den verminderd.
Art. 195. Jaarwedden en verdere belooningen der ambtenaren enz.
bij 's Rijks archieven in de provinciën. Een bedrag van f 1485 is meer
vereischt voor periodieke traktementsverhoogingen, ingevolge de bij Konink
lijk besluit van 22 Januari 1904 no. 35 vastgestelde regeling, terwijl boven
dien 100 is uitgetrokken om den klerk bij het Rijksarchief in Friesland,
die sinds 1890 tijdelijk en sinds 1903 definitief aan dat archief verbon
den is, in den loop van 1911 op zijn maximum-jaarwedde van f 1000 te
kunnen brengen.
Art. 197. Jaarwedden en verdere belooningen voor de ambtenaren bij
het bureau van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën.
Nu de ambtenaren, aan dit bureau verbonden, allen in functie zijn, zijn
de volledige bedragen hunner bezoldiging uitgetrokken, waardoor voor
1911 een bedrag van 3425 meer noodig is dan voor het loopende jaar.
Art. 198. Commissie voor 's Rijks geschiedkundige Publicatiën. Mate
rieel. Zooals ten vorigen jare is medegedeeld, was het de bedoeling het
jaarlijksch krediet van het bureau op f 8000 te bepalen, waardoor voor
1911, nu voor het loopende jaar slechts voor 9 maanden was gerekend,
op dit artikel ƒ2000 meer noodig zoude zijn. Het is evenwel gebleken,
dat genoemd bedrag te laag is; zal er geen achterstand in de publicatiën
komen en de commissie aan hare roeping kunnen voldoen, dan is het
noodig, voornamelijk in verband met de hooge drukkosten, dat het krediet
verhoogd worde. Mitsdien is het artikel alsnog met f 2000 verhoogd en
derhalve voor den dienst van het bureau f 10.000 uitgetrokken.
Voorloopig Verslag. Hoofdstuk V. Afd. II. Binnenlandsch Bestuur.
Gemeente-archieven. De opmerking werd gemaakt, dat in tal van ge
meenten ter secretarie belangrijke documenten worden bewaard, die, onder
stof bedolven of aan vocht blootgesteld, vaak zeer slecht worden verzorgd.
Met het oog op de waarde dezer documenten schijnt verandering in dezen
toestand geboden. Gevraagd werd, of de Minister tot het bieden van
143
financieelen steun bereid zou zijn, indien eene vereeniging zich met het
catalogiseeren dezer stukken zou willen belasten.
Hoofdstuk V. Afd. VII. Kunsten en Wetenschappen. Wettelijke
regeling van het archiefwezen. Omtrent de plannen van de Regeering ten
aanzien van de hierbedoelde wettelijke regeling, die van vele zijden wordt
verlangd, zoude men gaarne iets naders vernemen. Blijkens de Memorie
van Antwoord betreffende hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor het dienst
jaar 1909 is het door de Vereeniging van archivarissen aan de Regeering
aangeboden wetsontwerp om advies naar de Rijksarchivarissen gezonden,
eene handelwijze die sommigen niet juist voorkwam, waar in de vereeni
ging, die het ontwerp samenstelde, die archivarissen het voornaamste element
vormen. Is het onderzoek betreffende het wetsontwerp thans afgeloopen
en tot welke uitkomsten heeft het geleid? Men vestigde intusschen ook
de aandacht op een vroeger ontwerp, door den heer Bakhuizen van den
Brink samengesteld, dat op eenige punten van eerstgenoemd ontwerp af
wijkt en waaraan door sommigen de voorkeur wordt gegevende om
schrijving van hetgeen tot de Rijksarchieven moet worden gerekend is een
der punten van verschil, evenzoo dezer verhouding tot de plaatselijke
archieven. In tegenstelling met het ontwerp van de Vereeniging, geeft
het eene groote uitbreiding aan de Rijksarchieven.
Hoe het zij, de tijd om tot indiening van een wetsontwerp over te
gaan schijnt aangebroken. Gevraagd werd, of de Minister kan mededeelen
of hij zich ten aanzien van beide stelsels eene meening heeft gevormd, en,
zoo hij eene keuze heeft gedaan, waarom hij aan het door hem gekozen
stelsel de voorkeur schenkt.
Archiefklerken. Naar men had vernomen, was onlangs in eene circu
laire aan de archiefklerken verboden, tegen betaling buiten ambtstijd ge
maakte afschriften te verschaffen aan particulieren. Op welke gronden,
zoo vraagt men, berust deze maatregel?
Ruil van archieven met België. Naar aanleiding van de mededeeling
in de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting voor het loopende
jaar omtrent te dezer zake met België gevoerde onderhandelingen, zou men
gaarne omtrent den stand van deze aangelegenheid worden ingelicht en
vernemen, of op eene bevredigende oplossing uitzicht bestaat.
Rijksarchief te Maastricht. Art 196. Gaarne zou men nader worden
ingelicht omtrent de uitzichten, die bestaan op een behoorlijke uitbreiding
van het Rijksarchiefgebouw te Maastricht. In verband met hetgeen de
Minister ten vorigen jare daaromtrent opmerkte, werd de meening geuit,
dat daartoe bezwaarlijk in aanmerking kan komen aanbouw op eene strook