126 heid te stellen daarvan inzage te nemen. Hunne bezwaren tegen de bepa lingen der grensscheidingen konden zij kenbaar maken. Niet dan na afloop dier ter-visie-legging zouden die stukken door het Departement worden goedgekeurd en machtiging worden gegeven om een proces-verbaal (in triplo) op te maken. Dat proces-verbaal moest aan de goedkeuring van genoemd Departement worden onderworpen en na goed keuring werd één exemplaar aan de belanghebbende burgerlijke autoriteit uitgereikt. Eén exemplaar van het proces-verbaal bleef bij het Departement van Oorlog en één exemplaar werd aan den garnizoens-Kommandant gezonden. Daarna werden van ieder der onder no. 1 en 2 genoemde stukken drie exemplaren gemaakt. Eén exemplaar daarvan werd aan het gemeente bestuur uitgereikt, één bleef bij het Departement van Oorlog en één werd aan den garnizoens-kommandant gezonden. No. 4. „Gewaarmerkte afschriften der voorwaarden van verpachting- van het grasgewas van de fortificatiewerken der vesting Coevorden, bene vens de visscherijen in de grachten van dezelve, over 1827/9 enz." Opmerking: Deze stukken behooren m. i. te worden vermeld onder „Militaire zaken." Toelichting: Door den Commissaris-Generaal van Oorlog werd bij beschikking van 9 Maart 1824 (Ree. Mil. 1824, bl. 39) eene „Algemeene instructie voor de directeuren der fortificatiën, betrekkelijk het aanleggen van boomkwee- kerijen en het doen van beplantingen der vestingwerken", vastgesteld, welke op 4 Juli 1827 (Ree. Mil. 1827, blz. 236) werd gewijzigd. Van af 1827 mochten de boomkweekerijen niet worden vermeerderd en werd het onderhoud der bestaande beplantingen bij dat der aarden wallen gevoegd. Het onderhoud der „fortificatie-aarden-wallen en grachten" zou aanvan kelijk telken male voor een tijdvak van twee achtereenvolgende jaren worden aanbesteed „zullende naderhand worden bepaald, of zulks van twee tot twee jaren zal kunnen voortgaan, dan wel of hetzelve telkens voor vijf jaren zou kunnen geschieden." Gras- en houtgewas, benevens de wateren bij de fortificatiewerken werden ten bate van het onderhoud der genoemde beplantingen verpacht. (Resolutiën van den Administrateur der Directe belastingen enz. van 26 Januari 1828, no. 62 en 27 Juli 1829, no. 53; Verz. bel. w. 1828 no. 128, en 1829 no. 89). No. 29. De onder dit nummer vermelde publicatiën zijn aan het gemeentebestuur ter afkondiging gezonden. Indien de onder de nos. 1—3 genoemde stukken niet onder „Kadaster" worden gebracht, dan zal men later verplicht zijn om de kadastrale plans en registers ook te vermelden onder „Grondgebied der gemeente." 127 No. 45. „Proces-verbaal, in duplo, van overgave door den ontvanger der directe belastingen in de gemeente Coevorden aan burgemeesteren van de kohieren van de onderscheidene directe belastingen over de dienstjaren 1812—1817. (7 Maart 1823)." T oelichting: Met ingang van 1 Januari 1823 was de heer J. van der Scheer Sr. benoemd tot ontvanger der directe belastingen enz. te Coevorden. De kohieren van 1812—1817, welke tot de administratie van zijn voorganger hebben behoord, heeft hij aan burgemeesteren van Coevorden overgedragen, omdat de termijn van verhaal op de belastingschuldigen (3 jaren na het staken der vervolging) verstreken was. (Art. 150 Wet van 3 Frimaire jaar VII, Bull. no. 243). [Ten aanzien van de overbrenging van kohieren van latere jaren zijn voorschriften gegeven bij resolutiën van den Administrateur der directe belastingen enz. van 5 en 20 Maart 1827 (Verz. bel. w. nos. 28 en 42) en ten aanzien hunner vernietiging bij resolutie van den Minister van Financiën van 27 Juli 1847, no. 127. (Verz. bel. w. no. 129). Onderscheidene gemeentebesturen toonden echter belang te stellen in het bezit voornamelijk van de kohieren der personeele belasting en de registers der patenten, vooral met het oog op het bepaalde bij art. 3 der wet van 28 November 1818 (St.bl. no. 40), houdende bepalingen tot aan wijzing der plaats, waar behoeftigen in den algemeenen onderstand kunnen deelen. Daarom werd de laatstgenoemde resolutie bij die van 7 September 1847 (Verz. bel. w. no. 218) gewijzigd en toegestaan, dat, wanneereenig gemeentebestuur mocht verlangen die stukken van de opruiming uitgezon derd te zien, ze weder in het gemeente-archief konden worden overgebracht. Na de inwerkingtreding van de Wet van 28 Juni 1854 (St.bl. no. 100) tot regeling van het armbestuur, zijn geene kohieren van directe belastingen aan de gemeentebesturen afgestaan.] No. 47. „Alphabetische lijst van (geërfden?) in de gemeente Coe vorden, met opgave van beroep en woonplaats, (c. 1828)." Opmerking: Art. 8 van het Koninklijk besluit van 21 December 1825, no. 149 (Circulaire Kadaster no. 4) beval de opmaking met den ontvanger van de belasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen van eene alpha betische naamlijst van de eigenaren van vaste goederen in de gemeente gelegen en „dezelve ter beschikking te houden van den gedesigneerden landmeter, op deszelfs eerste aanvraag." Die lijst behoort daarom m. i. onder „Kadaster" te worden vermeld, evenals de navolgende bescheiden, vermeld onder de nos. 48, 53 en 57.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1910 | | pagina 24