12
zelfden persoon blijven zij daarentegen koel. Een gebedenboek met minia
turen brengt duizenden opmaar een afschrift van een onbekend keurboek
blijft allicht bijna onopgemerkt. Eene rekening, die ontbreekt in eene
bekende serie, wordt door particulieren zelden begeerdmaar als die
rekening is opgenomen en onderteekend door een beroemden staatsman,
dan bieden zij eene belangrijke som voor het laatste blad daarvan.
De moraal van dit betoog is dit. Handschriften hebben veelal door
tal van antecedenten allengs zekere vaste handelswaarde gekregen. Maar
archiefstukken hebben die in den regel niet; zij hebben alleen eene fictieve,
relatieve waarde, die uitsluitend bepaald wordt door de intensiteit der
begeerte van den eigenaar van het archief, waartoe zij behooren, om dat
archief goed in orde te hebben, om de wetenschappelijke nasporingen te
gerieven enz. enz. Kortom, dergelijke stukken hebben allen een pretium
affectionis, dat alleen de eigenaar zelf bepalen kan. Allerminst kan de
tegenwoordige bezitter van het stuk dit pretium bepalenwant h ij koestert
zulke verlangens niet, kan ze niet koesteren; voor hem en voor ieder ander,
bij wien deze overwegingen niet werken, is het stuk betrekkelijk waardeloos.
Het is dus een gevaarlijke weg, dien wij zullen betredenwant de
wederzijdsche bezitters zonder eenige gegevens voor de bepaling der
handelswaarde van artikelen, die tot nog toe buiten den handel waren,
zullen die waarde gissenderwijze allicht te hoog aanslaan en aldus den aan
koop onwillekeurig onmogelijk maken. Maar om het even, het systeem
van het equivalent zal aldus gereduceerd worden tot zijn meest conse-
quenten, meest eenvoudigen en dus meest praktischen vormhet is dus
de beste weg, de eenige, die thans nog operfstaat. Laten dus zij, die
eene goede organisatie der wederzijdsche archieven wenschen, dezen weg
mettertijd moedig beproeven en het beste blijven hopen van den uitslag!
Terugkomende van onzen uitstap naar het buitenland, trekt de ont
wikkeling van de Commissie voor 's Rijks geschiedkundige publicatiën onze
aandacht. Wij betreuren het, dat deze tak van dienst, die eenmaal eene
schoone vrucht beloofde te worden van den weligen groei van ons Alge
meen rijksarchief, thans geheel vervreemd is van den stam, waarop zij
gegroeid is. Maar desniettemin mogen wij ons verheugen, dat deze
dochter van het Algemeen rijksarchief zich in hare afzondering zoo voor
spoedig ontwikkelt en thans, nu haar een bureau voor de uitgaaf van
's Rijks geschiedkundige publicatiën is toegevoegd, eene op weidschen
voet gestelde, nuttige instelling is geworden, die met ons verwant blijft
en ook voor onze belangen eene uitnemende hulp zal blijken.
Eene andere heugelijke gebeurtenis verdient hier dankbare vermelding.
Door de bevordering van Dr. Oppermann tot buitengewoon hoogleeraar
aan de Utrechtsche universiteit, is thans de bijzonder gelukkige inrichting
van het historische onderwijs aan deze universiteit bezegeld, op wel
13
wat karigen voet, maar principieel op onberispelijke wijze. Prof. Oppermann
doceert de middeleeuwsche geschiedenis en tevens de archivalische hulp
wetenschappen, die daarmede zoo nauw verbonden zijn. Het ligt dus
voor de hand, dat hier eene zeldzaam gelukkige gelegenheid is geschapen
voor de vorming van de Nederlandsche archivarissen. Zoo heeft ook de
hoogleeraar zelf geoordeeld, die mij verzocht heeft, om van onze Vereeni-
ging te mogen ontvangen een programma van het door ons voor dit
doel wenschelijk geachte onderricht, dat hij vóór de aanbieding van zijn
werkplan aan de literarische faculteit hoopt te overwegen, wellicht ook in
verband met een door onze vereeniging uit te reiken diploma, waarvan
wel eens sprake is geweest. Ik zal U straks in overweging geven, om
voor de beantwoording van deze hoogst belangrijke vraag eene commissie
te benoemen.
De Notariswet wordt gaandeweg in de verschillende provinciën uitge
voerd, en de onwaardeerbare schat, dien wij zoo lang begeerd hebben, wordt
aldus langzamerhand publiek eigendom. In de kleine provincie Utrecht,
waar de overneming dezer archieven reeds lang was voorbereid, is het
werk gelukkig geheel afgeloopenalle archieven zijn overgenomen, geor
dend en beschreven. Maar ook elders vordert het werk gestadig. Door
het Algemeen rijksarchief zijn de verschillende Zuid-Hollandsche depóts
reeds grootendeels, wellicht thans reeds geheel overgenomen. In Noord-
Holland, in Zeeland en in Limburg schiet de ruimte echter te kort om
reeds alles over te nemen; er moeten dus maatregelen genomen worden,
om in dit gebrek te voorzien. Wij vertrouwen, dat de regeering de daarvoor
noodige fondsen spoedig zal beschikbaar stellen.
Zorg, toenemende zorg baart ons daarentegen het Krijgsgeschied
kundige archief, in naam onze zuster, inderdaad onze hardnekkige con
currente, temeer te vreezen omdat zij werkt in het verborgen. Door
eene Ministerieële beschikking van 18 Juni 1908 schijnt het nu een feit
geworden te zijn, dat, niettegenstaande de bezwaren van den Algemeenen
rijksarchivaris, de nieuwe archieven van het Departement van Oorlog (vol
komen onwetenschappelijkin twee deelen zullen worden gesplitst. In
1903, toen de Tweede Kamer zich bezorgd toonde, werd zij door den
toenmaligen Minister van Oorlog gerustgesteld. Thans echter wordt (indien
wij althans de korte en niet zeer duidelijke mededeelingen van de Krijgs
geschiedkundige nasporingen mogen gelooven) inderdaad, prin
cipieel verkeerdeene splitsing aangebracht van de archieven. De
historisch-belangrijke stukken zullen in het zoogenaamde Krijgsgeschied
kundige archief met allerlei excerpten, handschriften, boeken, penningen,
decoraties enz. enz. verwerkt worden tot eene hybridische collectie '/s
archief, '/3 bibliotheek en 'l3 museum, die zeker belangrijk zal worden
voor onze krijgsgeschiedenis, maar die toch als geheel betreurenswaardig