206 rechtswetenschappelijke belangstelling toevertrouwd, maar ook is studie in handschriften door juristen een nog al zeldzaam verschijnsel. De rechts- beoefenaar, die zich hierop toelegt, moge dus een goede hoeveelheid van boeken in zijn koffers en kisten pakken de kans, dat juist deze waarde volle objekten bij het vervoer op hol zullen gaan, is zelfs bij een Italiaan- sche reis niet al te groot. Ik ben hiermede reeds op het terrein van goede raadgevingen voor het volbrengen der reis geraakt, waaraan ik nog enkele woorden meer wensch te wijden. Voor het bezoek der grootere bibliotheken en vooral voor het gebruik van handschriften wordt veelal een aanbeveling vereischt dit is ook in de genoemde instellingen van Parijs en van Rome het geval. Tot voor korten tijd waren het uitsluitend de diplomatieke vertegenwoor digers, die zulke aanbevelingen verstrekten of niet verstrekten, zooals mij gebeurde, toen ik bij de voorbereiding mijner eerste reis naar Italië den Nederlandschen gezant te Rome een aanbeveling van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken in Den Haag deed toekomen, met verzoek, mij een introduktie in de Vaticana te verschaffen, en, na maanden te Rome arriveerende, trof ik den diplomaat nog aan in een staat van ernstige overweging der kwestie, of hij in zijne hoedanigheid van vertegenwoordiger bij den Koning van Italië voor den verzoeker bij den Paus wel iets zou kunnen of mogen doen. In den nieuweren tijd zijn echter ook in enkele centra van bronnen studie instellingen geschapen, die den hierop belusten reiziger niet slechts de noodige aanbeveling verstrekken, maar ook op andere wijze behulpzaam kunnen zijn. Te weten de buitenlandsche zoogenaamde Instituten, die dienen ter bevordering van bronnenstudie, vooral ook van de bronnenstudie in verband met de wetenschappelijke belangen van het moederland. Een groot aantal vindt men te Rome, namelijk behalve de instituten van Amerika, Engeland, Frankrijk en Oostenrijk, die van Nederland en van Duitschland. Ik heb vooral veel aan de voortreffelijke boekerijen der twee Duitsche instellingen te danken, aan het oudere zeer beroemde archae- ologische instituut op de Tarpejische rots en aan het jongere door Pruisen opgerichte historische instituut, dat zich voornamelijk aan de middeleeuwsche studie wijdt. Wat het Nederlandsche aangaat, welks boekerij nog pas in staat van wording is, ik heb in den persoon van zijn leider, den voor- treffelijken kenner der eeuwige stad, den heer Dr. G. Brom, steeds een goeden en beminnelijken steun gevonden en kan vooral de groote voor komendheid, waarmede hij zijn huis, het vereenigingspunt der Hollandsche Romereizigers, ook voor mij opende, niet genoeg roemen. Het laatste echter wat gij voor een wetenschappelijke reis dient mede te nemen, is een voldoend verlof. Tot de meest droeve ondervindingen in mijn loopbaan behoort het feit, dat den omstreeks 22 jaren geleden 207 naar Italië gaanden reiziger de voor zijne studie toegestane tijd, omstreeks Paschen, zeer kort was toegemeten en een verlenging in spijt van alle hiertoe gedane moeite niet verkregen kon worden. Zulk een toestand, ja in 't algemeen een te scherpe bepaling van den verloftijd, beperkt de arbeidsvreugde en kan voor het gestelde doel zelfs fataal wordenik ben toen te Rome vondsten op het spoor geweest, die in verband met andere door mij verkregen resultaten een zekere waarde bezatenmaar mijne terugroeping maakte het mij onmogelijk ze na te gaan, terwijl dit toen, vermoedelijk naar aanleiding der door mij gedane opwekking, door anderen, en wel met succes, is gedaan. Dat was dus voor mij persoonlijk aanleiding tot groote, zeer groote spijt, meer nog tot schade van beteekenis, ofschoon het, wel is waar, aanmatigend, ja dwaas zou zijn, uit dit bijzondere geval een nationale schade te konstrueeren, als hadde anders Nederland in de eer en verdienste van gewichtige ontdekkingen gedeeld. Maar de ondervinding door mij opgedaan mag toch wel het punt van uitgang zijn, om een wensch te koesteren en dan met het uiten van dezen wensch een van de tallooze goede wenschendie ik voor Nederland heb deze toespraak te eindigenwaar de deelneming in den internationalen wetenschappelijken arbeid tegenwoordig een van de grootste aktiefposten der nationale balans van Nederland uitmaakt, daar mogen de bestuurders van zijne wetenschappelijke instellingen er op bedacht zijn, reizen, die deze deelneming ten doel hebben, niet aan de belangen van het onderwijs, wier gewicht natuurlijk geen verstandig mensch zal ontkennen, op te offerenmogen zij ze integendeel steunen en bevorderen Dr. MAX CONRAT. Titels van voormalige tiendrechten. De Minister van Binnenlandsche Zaken heeft, met een begeleidend schrijven, aan de Secretarissen der tiendcommissiën een circulaire over de titels van tiendrechten, ter toezending aan de voormalige tiendgerechtigden, doen toekomen. Beide worden hier in hun geheel afgedrukt. AFSCHRIFT. No. 1228', Afdeeling K. W. Bericht op schrijven betreffende titels van voormalige tiendrechten. s'-Gravenhage, 4 Mei 1910. Door het tenietgaan van de tiendrechten ingevolge de Wet van 1907 (Staatsblad no. 222) verliezen alle titels van vestiging of overdracht van dat recht hunne waarde voor de eigenaars.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 5