226 te 's-Gravenhage en uit de door Colenbrander bijeengebrachte brieven der Engelsche en Oostenrijksche agenten te Brussel en Antwerpen. Zooals men weet, heeft naar aanleiding van deze voordracht de heer P. H. van der Kemp, vertoornd over „een geheel ongepaste verwijzing naar een zijner studiën over hetzelfde onderwerp", aan de Vlaamsche Academie een Open brief gericht, waarin hij het betoog van Prof. Blok in een enkel opzicht bestrijdt. Onder de nieuwe prijsvragen noemen wij die voor 1917: „Inrichting en verspreiding der Middelnederlandsche getijden- en gebedenboeken". Prijs 600 fr. Annales de l'Est et du Nord. Revue trimestrielle, rédacteurs en chefRobert Parisot (Nancy) et De Saint Léger (Lille). Cinquième année, no. 14. 1909. Dit is de laatste jaargang van het tijdschrift, dat, nu vijf jaar geleden, onder de auspiciën van de letterkundige faculteiten van Nancy en Rijssel werd opgericht. Een bericht in de laatste aflevering verkondigt, dat volgens den wensch van de faculteit te Nancy, die haar volkomen vrijheid van handelen terugverlangde, van nu af aan het Noorden en het Oosten weer ieder hun eigen weg zullen gaan. Twee afzonderlijke tijdschriften zullen den tot nu toe gemeenschappelijken arbeid voortzettende Revue du Nord zal haar terrein vinden in het Noorden van Frankrijk, in België en zelfs in Nederland, terwijl voor het Oosten, voor Lotharingen en den Elzas de Bibliographie de la région Est het werk zal over nemen. In dezen jaargang komen voor een interessant artikel van A. Ledieu over verdwenen oude gebruiken te Amiëns, een opstel van H. Poulet over de vrijwilligers van de Meurthe in de revolutielegers, terwijl E. Desplanque de lotgevallen mededeelt van de bibliotheek te Rijssel tijdens de revolutiedagen. Verder behandelt A. Crapet de verhouding tusschen de koninklijke macht en de steden in den tijd van Karei V, naar aan leiding van de opheffing en herstelling der gemeente Douai. In aansluiting met het vroeger in dit tijdschrift (deel I bl. 234 vlg.) verschenen artikel van L. Vanderkindere over het charter van Saint- Omer, dat volgens Giry en Wauters van 1168 zou dateeren (zie Archieven blad XIV bl. 196), heeft ook A. Vlaminck dit charter aan een nauwkeurig onderzoek, „un examen diplomatique", onderworpen. In tegenstelling met Vanderkindere verklaart hij het charter wel degelijk voor echthij komt echter tot de conclusie, dat het in elk geval van vóór 4 December 1164 moet zijn. De gewone boekbeoordeelingen en berichten bevinden zich aan het slot van elke aflevering. 227 Revue du Nord. Revue historique trimestrielle, publiée sous les auspices de Funiversité de Lille. Première année, no. 1. Lille Bruxelles. 1910. In een Voorwoord verklaart de redactie de verschijning van dit nieuwe tijdschrift, dat zich niet tot Frankrijk alleen zal bepalen, maar zich ook met België en Nederland zal inlaten, in tegenstelling met haar voorgangster van 1833 en die van 18901896. In overeenstemming daarmede is het aantal medewerkers met enkele Hollandsche (Blok en Brom) en Belgische geleerden versterkt. De redactie vertrouwt dan ook, dat de Revue du Nord „un répertoire indispensable" zal worden voor alle historieschrijvers der „Pays-Bas européens, un organe digne de la grande Université qui l'a créée et de l'histoire incomparable de trois des régions les plus civilisées de l'Europe". Wij hopen het met haar. De eerste aflevering bevat een opstel van H. Boulanger over de zaak der „Beiges et Liégeois unis" 17921793 en een artikel van F. Benoit over een schilderij in het Rijsselsch museum, voorstellende de kruisiging en toegeschreven aan de school van Rogier van der Weyden. Prof. Pirenne drukt een memorie af van Robert van Cassel over zijn aandeel in den opstand van Zee-Vlaanderen in 13241325, terwijl M. Bruchet een onuitgegeven brief publiceert aan het lid der Conventie Duhem. Dr. J. Cuvelier. La construction des dépots d'archives. Extrait du Bibliographe moderne 1909, no. 24. In de algemeene vergadering van de Association des archivistes et bibliothécaires beiges van 11 October 1908 heeft de heer Cuvelier, afdeelings- chef aan het Rijksarchief te Brussel, een belangwekkende voordracht gehouden over de inrichting van archiefdepóts, die thans hier wordt afgedrukt. Het was naar aanleiding der opening van het nieuwe archiefdepót te Antwerpen, dat de heer Cuvelier op onderhoudende wijze zijn hoorders een overzicht gaf van de eischen, die thans aan een moderne archief-bewaarplaats gesteld mogen worden. Met tal van persoonlijke herinneringen uit zijn archieftijd te Brugge en van zijn archiefreizen naar het buitenland toonde hij aan, dat België in dit opzicht niet in de eerste gelederen stond en dat deze achterlijkheid niet te verontschuldigen was met een beroep op de groote uitgaven aan de inrichting van moderne archiefdepóts verbonden. Met opnoeming van enkele cijfers werd er op gewezen, hoe het buitenland, Engeland, Nederland en zelfs Duitschland met zijn schatten verslindend leger, niet terugdeinsde voor groote geldelijke offers, waar het gold aan zijn archiefschatten een veilige en bruikbare bewaarplaats te geven. Rivista delle Biblioteche e degli Archivi. Volume XIX, num. 12, Volume XX, num. 1 12. Firenze 1909. De laatste aflevering van den 19den Jaargang opent met de voordracht

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 15