der archiefliteratuur, en meer bepaald der Duitsche archiefliteratuur door Oustav Wolf; dat wil zeggen dat hij de verschillende hulpboeken voor archief-onderzoek, zoowel voor de archivarissen als voor hen, die in het bijzonder belast zijn met het maken van inventarissen, en ook die inven tarissen zelf bespreekttevens geeft hij een opsomming van hulpbronnen, speciaal voor de archivarissen bestemd. Als slot op de 10 verschenen jaargangen bevat no. 1 van de elfde een herinneringsstuk van den redacteur, Dr. Armin Tille, waarin hij de lotgevallen van zijn blad, maar vooral ook de richting bespreekt. Vooral het aansporen tot onderzoekingen stond op den voorgrond, en het opwekken der lust om de plaatselijke geschiedenissen te behandelen. In afl. 2 bespreekt H. Kirchhoff de wijze, waarop z. i. een beschrijver van zee oorlogen (Seekriegsgeschichte) moet te werk gaan, ook aan de hand van reeds verschenen niet-Duitsche boeken; hij heeft echter, naar het schijnt, het zeer bekende werk van onzen De Jonge niet onder de oogen gehad. In de volgende aflevering is een artikel van W. F. Storck, over de Mainzer geschiedkundige onderzoekingen der laatste 10 jaren, te vermelden, tegelijk met een stuk van R. Wolff over de oorzaken van den Duitschen boerenkrijg van 1525. Belangrijker is de in de 5e afl. geplaatste studie van George Caro over de bronnen der economie, waarin de verschillende archiefgedeelten achtereenvolgens worden behandeldin dezelfde aflevering bespreekt Dr. Beschorner de literatuur over de onderzoekingen naar de „Landwehren". K. Beyerle behandelt in de laatste (dubbele) aflevering de hulpmiddelen der oude Duitsche stadsadministratie, de „Stadtbücher", en geeft een overzicht dier oudste stedelijke registers, hun oorsprong, hun benaming, hun indeeling en hunne inventarisatie. K o r r esp o n d e n zb 1 a 11 des Gesamtvereins der deutschen Geschichts- und Altertumsvereine. 1909, no. 912; 1910, no. 1—3. Berlin, Mittler und Sohn. Bij de 5e vergadering van het N.-W.-Duitsche verbond voor „Alter- tumforschung" kwam een onderwerp ter sprake, ook voor ons land van belang, namelijk de beteekenis der plaats- en landsnamen als bronnen voor het vóór- en vroeghistorisch onderzoek. Dit onderwerp werd door Prof. Dr. Jellinghaus behandeld. Dr. Willers is bezig de verschillende muntvondsten te verzamelen en te bewerken; er werd medegedeeld, dat hij reeds een reis door Nederland heeft gemaakt, en „des höchsten das ausser-ordentliche Entgegenkommen der dortigen Gelehrten und Vereine" roemt. Dr. Grotefend vertelde er iets van het feest van den heiligen Brandaan, of liever van de feesten, die hij op 29 December en ©p&de Donderdagen na Paschen en Pinksteren zet; de laatste dag is waarschijnlijk de heilige dag van de bakkers- en smidsgilden, die Brandaan als patroon kregen door het vuur, in zijn legende voorkomende. Ter eere van de bijeenkomst te Worms, ook door Dr. Schoengen bijgewoond, besprak Prof. Dr. Weckerling de geschiedenis van het stedelijk archief aldaar, daarop vertelde Dr. Richter uit Coblenz over de Kurtriersche kanselarij tot de 16e eeuw en behandelde Dr. Hauviller uit Metz de beteekenis der zegelafdrukken voor de (onze) archieven, waarop een dis cussie over de wijze van reproduceeren dier zegels volgde. De laatste spreker (spreekster) vóór het „Frühstück" was juffrouw Elise Samuelson uit Lund over de conserveering en herstelling van handschriften, waarbij zij hare methode van zaponiseeren en behandelen met kitlijm uitlegde. Na de pauze kwam eerst Fr. Herrmann aan de beurt met een voordracht over de inventarisatie der Hessische kerkelijke archieven, en daarna de verhouding der archieven tot genealogische onderzoekingen, ingeleid door Dr. Hagedorn uit Hamburg naar aanleiding zijner discussie met den Kopenhaagschen archivaris Dr. Secher en de andere aanvallen op zijn stelsel De op de inleiding gevolgde bespreking bracht zulke wijd uiteenloopende inzichten aan het licht, nevens zulk een groot verschil in archieftoestanden, dat men van het nemen van besluiten moest afzien. In de daarop gevolgde vergadering der Duitsche geschied- en oudheid kundige vereenigingen was als eerste Dr. J. Haller aan het woord, die de kerkhervorming op het Bazelsche concilie (1420) tot onderwerp had, een concilie, dat de macht van den paus ten opzichte van wereldsche zaken zeer beperkte. Na hem spraken Dr. Wesserling over de geschiedenis der stad Worms en Dr. Back over de kunst aan den Middelrijn omstreeks het jaar 1500. De berichten van Prof. Dr. Anthès, Dr. Krüger, Kramer, Prof. Dr. Gössler, Dr. Köhl, Prof. Dr. Draoendorf, Dr. Welcker en Dr. Sprater, over opgravingen, die de Februari-aflevering vullen, sla ik over als meer op het gebied van de archaeologen liggende. Dr. Beschorner, hiervoor reeds genoemd, zou spreken over de uitkomsten der „Flurnamen- Forschung" sedert 1906; in zijn plaats las Dr. Lippert het referaat voor, terwijl daarna Prof. Dr. P. J. Meyer een lezing hield over de onderzoe kingen naar de oude stadsgrenzen, ook in verband met het ontstaan der steden. Naar aanleiding van enkele openbaar gemaakte berichten geeft H. Bergner in de Januari-aflevering een overzicht van wat er in verschillende Ook mijne beschouwing in de literatuurkroniek der 3e aflevering van het Archievenblad 1908/09 (blz. 253) komt ter sprake; waar een uiteenzetting mijnerzijds hier op deze plaats van ons blad niet thuis behoort, hoop ik die later te laten volgen; misschien zal het Brusselsche congres in deze klaarheid brengen. Ik neem echter de gelegenheid te baat, een ergerlijke drukfout op voornoemde bladzijde te herstellen: ik schreef daar in de noot toch over het verder gaan van onzen L e i p- z i g e r collegade drukker gaf Hamburger weer, wat de noot onbegrijpelijk maakt. 222 223

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 13