220 van het archief geleidgrootendeels zijn dan ook slechts 17e en 18e eeuwsche stukken bewaard geblevenenkele nog aanwezige cartularia zijn uitgegeven en andere gelukkig op allerhande plaatsen teruggevondente Gent, Londen (British Museum), ja zelfs te Bern. Voor de nieuwere archieven, die in tegenstelling met die in andere plaatsen in één centraal depöt worden ondergebracht, is het dossierstelsel aangenomen met beschrijving van elk dossier op ten minste één fiche. Le Bibliographe moderne, courrier international des Archives et des Bibliothèques, publié sous la direction de M. Henri Stein. XlIIe Année no. 73 et 7476. Paris, 1909, Auguste Picard. Bij zijn intocht in Parijs in 1594 heeft Hendrik de Vierde een manifest uitgevaardigd met een soort van politieke gratie, of liever met een buiten vervolging stellen van daders van bedreven politieke misdadenhet gedrukt pamflet wordt in het eerste nummer photografisch weergegeven met een bijschrift van Paul Lacombe; behalve een bespreking van een miniatuur uit het einde der 15e eeuw (Jean de Vienne, seigneur de Listenois), door Max Prinet bevat de eerste aflevering een levensbe schrijving van den eersten archivaris van de „Haute Marne", den Bene dictijner monnik Claude-Cyrille Peuchot (1745—1817), door Henri Patry; na eerst zijn krachten, ook zijn archivalische, aan zijn orde te hebben gegeven, treedt deze monnik-archivaris in 1791, na de verstrooiing der kloos terorden als gevolg der revolutie, in staatsdienst, en blijft ondanks eeds weigering tot 1813 het ambt van archivaris, dat hij met zeer veel ijver waarnam, bekleeden. Onze Fransche zustervereeniging kwam 4 en 5 Juni 1.1. te Parijs bijeen en begon (evenals bij ons gebruikelijk is) met een rede van den voorzitter, Henri Stein, waarin de gebeurtenissen in de archivalische wereld de revue passeerden. Onder de behandelde onderwerpen, meestal vakvereeni- gings-vraagpunten betreffende en dus voor ons vreemdelingen van weinig belang, staat er echter één verscholen, dat ook bij ons op den voorgrond treedt; het is de wensch, geuit in de vergadering, slechts even besproken en daarna verdaagd, dat de prefectorale stukken na 50 jaar (of zelfs na 1870) in handen van den archivaris zouden overgaan ten behoeve der historische studiën, uitgezonderd wanneer de minister van onderwijs uit drukkelijk toestemming verleent om ze op de prefectuur te bewaren; als tweede wensch werd er bijgevoegd, dat de macht der gemeenteraden (mairies), om hunne stukken te vernietigen, zou worden gebonden aan een goedkeuring van hoogerhand. Op de notulen dier vergadering volgt een studie van F. Claudon over den archivaris-hoofd van een prefectoralen dienstvooral somt hij de bezwaren op, die zijn toestand als provinciaal ambtenaar, een beetje in de verdrukking geplaatst, met zich mede brengt. 221 Volgens de kronieken zijn in de verschillende archiefdepots de proto collen der vroegere notarissen en de domein-archieven opgenomen, en als gevolg daarvan bleek, dat verscheidene dier bewaarplaatsen te klein waren. Bibliothèque de l'Ecole des Chartes. Revue d'érudition, consacrée spécialement a l'étude du Moyen-age. Tome LXX, 5e et 6e livraisons. Septembre— Décembre 1909. Paris, librairie Alphonse Picard et fils. Tegelijk met den inval der Noormannen in ons land (of in de Elbe- landstreek) geschiedde in 845 een strooptocht in Gallië; de kronieken verhalen van het plunderen van een kloosterde eene geschiedvorscher zegt, dat het is dat van Sint-Josse ter zee bij St.-Omer, de ander, en dat is hier F. Lot, identifieert het met het bekende klooster St.-Germain-des- Prés, bij Parijs gelegen. Hij had bij het weergeven van zijn bewijzen en redeneeringen tevens de gelegenheid, iets te vertellen over de wijze, waarop in de 9e eeuw de geruchten verspreid werden. Naar aanleiding van een expertise in de 14e eeuw weet H. Stein iets te vertellen over de daarbij betrokken personen, terwijl H. Omont een lijst want een catalogus kan men het moeilijk noemen van de boeken van Fer dinand I van Arragon publiceert. Tot slot geeft H. Aubert enkele opmer kingen ten beste over de handschriften-Pétau in de Geneefsche bibliotheek (fonds-Ami Lullin). Mitteilungen der K. Preussischen Archivverwaltung. Heft 15. O. Mente und Prof. Dr. A. Warschauer. Die Anwendung der Photographie für die archivalische Praxis. Leipzig 1909. Het bovenvermelde werkje begint met een kleine uiteenzetting van het nut der photographie voor den archivaris, en toont aan hoe een photo graphie dikwijls de verantwoordelijkheid der afschrijvers voor twijfelachtige plaatsen vermindert, hoe zij in andere gevallen verzending der perkamenten stukken naar andere archiefdépots met al de daaraan verbonden bezwaren overbodig maakt, en hoe dikwijls zulk een photographie veel goedkooper komt dan een afschrift. Naar aanleiding daarvan hebben bovengenoemde heeren proeven genomen, welker uitvoering hier wordt weergegeven. Het 3e deel van het overzicht over den inhoud der kleinere archieven in de Rijnprovincie (Bonn 1909) van de hand van J. Krudewig is verschenen. Deutsche Geschichtsblatter. Monatsschrift zur För- derung der land es geschic htlichen Forschung. X Band, Heft 11 12, XI Band, Heft 1—7. Gotha, F. A. Perthes. Het 10e deel sluit in zijn laatste dubbel-aflevering met een beschrijving

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 12