Ï4Ö
Woordkunstenaar was hijmaar ook tot historieschrijver was hij door
de natuur aangewezen.
Haast onbegrensd was de kennis, die hij beheerschte met ongeëvenaard
gemak. En zijne goddelijke fantasie vervormde en betooverde alles, wat
hij met noesten vlijt had opgedolven uit het stof der eeuwen. Levend
werd alles in zijn hoofd; hij zag de personen handelen op het wereld-
tooneel, hij zag ze in het juiste licht, door zijne geleerdheid ontstoken;
alleen zag zijn dichteroog ze dikwijls machtiger en schooner dan ze waren
geweest. Zijn goede hart en zijn milde geest oordeelden gaarne, dat de
grooten ook goed warenen in het verleden, dat hij liefhad en vereerde,
wilde hij gelooven als in eene gouden eeuw.
Het liefst zocht hij de groote zijden van alles, wat hij beschreef. Zelf
groot van aanleg, bewonderde hij wat sterk en groot was op elk gebied:
ook dat, wat hem verre lag, verstond zijn ruime geest. Allerminst een
koopmansziel, heeft hij een monument gesticht voor Isaac le Maireal
haatte hij den oorlog en al verafschuwde hij gewetensdwang, de grootheid
van Alva heeft hij bewonderd. Het groote beminde hij in eiken vorm;
als hij partijdig is geweest, dan heeft hij gezondigd naar de beminnelijke
zijde door de zaken t e groot te zien en t e schoon. Fruin, minder harts
tochtelijk dan hij, oordeelde onbevangener en is daarom misschien beter
historicus geweest. Maar sterker dan door hem, onweerstaanbaar wordt
ieder aangetrokken door dezen koninklijken geest, betooverend kunstenaar
en beminnelijk mensch, die altijd boeit en medesleept, als hij zich vertoont.
Deze groote man heeft zich willen plaatsen in onze rangen, waar hij
schittert als de grootste in Nederland, wellicht zelfs in Europa.
Zeker, de omstandigheden hebben hem daarheen gebracht; de nood
heeft hem gedrongen. Maar toch heeft hij het ambt niet alleen met
graagte aanvaard, maar ook met overtuiging. Want ook dit ambt (en
daarvoor danken wij hem) zag hij groot en heerlijk. Schatbewaarder van
het verleden heeft hij willen zijn; maar ook ziener is hij geweest.
De details van het werk? hij dacht er niet aan. Hij, de vorst, heeft
regesten gesteld; ik heb ze gezien in zijn kennelijk handschrift: wij doen
dit nu beter. En als hij aan een bezoeker de zegelverzameling van zijn
archief toonde, met zorg geordend en geëtiquetteerd, dan kon het hem
gebeuren, dat hij in gedachten de etiquetjes er afplukte en verfrommelde;
en als de bezoeker zich verbaasde„dat weet iedereen wel, van wien dat
zegel is", zei hij, en dan met koninklijke minachting: „en die het niet
weet, moet er ook maar niet naar kijken
Geen conservator dus, maar meer dan dat
Hij heeft gevonden wat verborgen was, bijeengebracht wat verloren
scheen.
141
Zijn machtige geest, steeds de groote lijnen ziende, heeft verstaan
dat alles te organiseeren.
Koninklijk mild, heeft hij, in een tijd toen dit nog eene bijzonderheid
was, zijne bijeengegaarde schatten doen openstellen voor het vrije onderzoek.
De machthebbers van zijn tijd heeft hij voor zijne denkbeelden ge
wonnen, ze doen uitvoeren wat hij gewild heeft.
En toen heeft hij, brekende met de doodsche sleur van voorheen,
zijne schepping levend gemaakt, eene machtige impulsie gegeven en
de richting aangewezen, waarin wij ons nog bewegen.
Daarom blijven wij hem herdenken, eerbiedig en dankbaar.
S. MULLER Fz.
Opmerkingen over middeleeuwsche geldswaarden in Nederland
door Mr. N. G. PIERSON.
Mr. N. G. Pierson, de door zijn eenvoud en vriendelijkheid zoo
beminnelijke geleerde, dien wij onlangs verloren hebben, heeft zich, tusschen
zijne vele andere bezigheden door, gedurig beziggehouden met onze oude
muntstelsels. Dikwijls hebben wij beiden daarover gesproken. Wij vulden
elkaar in zeker opzicht aan ik had, om mijne archiefstukken te begrijpen,
telkens behoefte aan iemand met zoo uitgebreide kennis en zoo helder
hoofd als hijen hij vond het gemakkelijk, dat hij iemand had met belang
stelling in de zaken, die hem bezig hielden, en althans met zooveel kennis
daarvan, als noodig was om in de archieven het materiaal te vinden, waaraan
hij behoefte had. Zoo heb ik veel van hem geleerd en mij ook gelukkig
gevoeld, dat ik hem nu en dan eenig materiaal kon verschaffen voor zijne
studiën.
Pierson was (hij werd niet moede dit te zeggen) volstrekt geen nu-
mismaat; maar in onze oude rekenmunten stelde hij groot belang. Lang
heeft hij, arbeidende met het hem door mij allengs verstrekte materiaal, zich
beziggehouden met het Utrechtsche muntstelsel der latere middeleeuwen,
dat, zéér verschillend van het beter gekende Hollandsche stelsel, hem
gebleken was te berusten op een ander systeem, dat hij meende ten slotte
gevat te hebben.
Dikwijls heb ik hem opgewekt, zijne resultaten eens uiteen te zetten.
Hij sprak er altijd van; maar het is er ten slotte toch niet toe gekomen.
Maar iets anders, een kleiner en daarmede verwant onderwerp, heeft hij toch
op mijn dringend verzoek behandeldde methode van berekening van
de waarde dier middeleeuwsche munten naar onze tegenwoordige munt.
Ik beweerde steeds, dat hij zich niet kon voorstellen, hoe hulpeloos wij
niet-deskundigen stonden tegenover dergelijke vraagstukken, die voor hem