180 Boekbespreking. Mr. R. Bijlsma. De archieven der gemeenten Kralingen, Charlois en Katendrecht. Rotterdam, Wed. P. van Waesberge en Zoon, 1909. Weinige maanden geleden is in dit tijdschrift de inventaris van het archief van de gemeente Delfshaven door Mr. R. Bijlsma, adjunct-archivaris der gemeente Rotterdam, aangekondigd (Jaargang XVII, bl. 288—292), en reeds liggen drie nieuwe inventarissen van de hand van denzelfden bewerker voor ons. Bij de wet van 6 December 1894 werden bij Rotterdam gevoegd de gemeenten Kralingen en Charlois, met welke laatste reeds bij de wet van 25 October 1873 de gemeente Katendrecht was vereenigd. De archieven der genoemde gemeenten zijn 28 Februari 1895 bij proces-verbaal door den gemeente-archivaris van Rotterdam overgenomen. In 1896 heeft de gemeente Rotterdam de oud-rechterlijke archieven der geannexeerde ge meenten in bruikleen ontvangen van het Rijksarchief. Deze stukken zijn beschreven in het archiefverslag van het genoemde jaar. In 1903 is het oud-rechterlijk archief van Kralingen aangevuld met enkele stukken, die in het archief van 't bestuur van den polder Kralingen waren verdwaald. De ordening van de archieven der drie gemeenten heeft Mr. A. S. de Blecourt begonnen, maar niet kunnen voltooien. Wel heeft deze in zijne verhandeling „De Ambachten in Rijnland, Delfland en Schieland" (Haarlem, Vincent Loosjes, 1902) een overzicht van de wetgevin- het bestuur en de rechtspraak in deze landen gegeven, dat voorde kennis van het Kralingsche archief van waarde is. Mr. Bijlsma, die de inventarisatie heeft voleindigd, verdient voor zijne bewerking veel lof. Met behulp van deze inventarissen zullen zij, die de archieven wenschen te raadplegen, zeer spoedig ontdekken, waar zij de stukken van hun gading kunnen vinden. Ook is het werk uiterlijk zoo wel verzorgd als wij van de uitgaven der gemeente Rotterdam gewoon zijn. Wanneer ik aanmerkingen meen te moeten maken, gelden deze minder den arbeid van Mr. B. op zich zelf; maar ik deel ze mede, omdat ik over tuigd ben van het groote gemak, dat het archiefpubliek op den duur zal ondervinden, als de inventarissen der archieven naar één systeem zijn inge richt. Nu komt het mij voor, dat Mr. B. de „Handleiding" niet in aüen deele heeft gevolgd. Het systeem, dat hij toepast, komt niet gansch overeen met hetgeen 16 dier Handleiding verlangt, en de in 61 gewenschte noten zijn zoo beknopt, dat men van den werkkring der bestuurscolleges daaruit mets en van hunne geschiedenis te weinig verneemt. Deze beknopt heid bemoeilijkt de beoordeeling van het systeem der indeeling. Mr. Bouricius heeft in zijne aankondiging van den inventaris der gemeente Delfshaven (t. a. p. bl. 291) reeds gevraagd, of het wel goed 181 gezien is, de archieven der commissies en der ambtenaren, hoofden van takken van dienst, op te nemen onder het secretarie-archief. Mij dunkt, dat het antwoord ontwijfelbaar ontkennend moet luiden. Mr. Bijlsma verdeelt b. v. het archief der gemeente Kralingen in de archieven van: 1. schout en gerechte; 2. den ontvanger van het collateraal; 3. het gemeentebestuur4. den burgerlijken stand 5. armmeesterenen voegt daarbij als 6e afdeeling: gedeponeerde stukken. Het in de derde plaats genoemde archief is in een aantal rubrieken verdeeld, waaronder de meest sprekende is: 7. gemeente-eigendommen, -werken en -inrichtingen; gesplitst in: a. Stukken van het gemeentebestuur; b. stukken van de com missie voor de publieke werkenc. stukken van de commissie voor de exploitatie van het koolclosetstelsel en de gemeentereiniging; d. stukken van de commissie voor de waterverversching. Waarom staan die com missie-archieven op deze plaats? Consequent was Mr. B. geweest, wanneer hij het archief van den burgerlijken stand als eene afdeeling b onder III, 3 (bevolking) en dat van armmeesteren eveneens onder III, 10 (armwezen) ondergebracht had. Maar wat zou er tegen zijn, om in omgekeerde richting consequent te zijn en den commissie-archieven een even zelfstandige plaats te geven als het archief van armmeesteren? Belangrijker is de vraag, of mr. B. juist gehandeld heeft met de afdeeling III, 1. De notulen van verschillende colleges zijn hier bijeen gevoegd, zoodat het archief van het Dagelijksch Bestuur geen afzonderlijke afdeeling uitmaakt. Dan zijn in de volgende afdeelingen de ingekomen stukken opgenomen, zonder dat er blijkt, door welk college ze zijn ont vangen. Eerl enkele maal kunnen wij gissenmogelijk behoort Kralingen, no. 203, en waarschijnlijk Delfshaven, nos. 45 53 (vgl. nos. 25, 26 beide seriën loopen van 1845 tot 1873) tot het archief van het Dagelijksch Bestuur. Wanneer de secretarissen der drie gemeenten Delfshaven meegerekend, vier inderdaad het stelsel gehad hebben om de stukken voor den Raad en voor het Dagelijksch Bestuur bijeen te voegen, is mr. B.'s handelwijze gerechtvaardigd immers (Handleiding, bl. 33) niet de organisatie van het bestuur, maar die van het archief moet den doorslag geven. Maar dan had mr. B. ons dit wel in een noot mogen vertellen. Hoewel ik dus mr. B. meen te moeten raden zijn systeem te toetsen aan dat der Handleiding, eindig ik gaarne met het uitspreken van den wensch, dat wij nog vele inventarissen van zijne hand mogen zien verschijnen. Schiedam. K. HEERINGA.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 22