168
Nemen wij het gemiddelde dezer cijfers, dus 1.44 aan, dan geeft dit
voor 100 wit in hedendaagsch geld:
En nu laten zich de belangrijke loonopgaven, die in de rekeningen
der Buurkerk juist voor de jaren 1444 1446 vrij talrijk zijn, gemakkelijk
verklaren. Als wij lezen, dat Wouter Jansz. twee dagen werkzaam is
geweest met het laden van puin op een wagen en daarvoor ontvangen
heeft 54 wit; dat Qijsbert van Heteren 15 dagen puin heeft „gecroden
uter kerc" en daarvoor kreeg 244 wit; dat Qerrit Ysebrantsz. en Hendrik
Dicksz., houtzagers, voor 2dag arbeids 195 wit en Cornelis de timmer
man voor 29 '/2 dagen 30 witten per dag ontvangen, zoo kunnen wij deze
Ioonen met die van onzen tijd vergelijken. Een ei kost nu een halven
wit, een hoen 6 wit, een mud tarwe 174 wit. Voor 5 bruilofts-kaarsen
moet men 42 wit betalen. Men raadplege voor verdere opgaven het aan
gehaalde boekwerk, deel III der Bijdragen en Mededeelingen van het
Historisch Genootschap.
De kennisneming van de uitkomst, waartoe wij daareven zijn gekomen
met betrekking tot de hoeveelheid goud, die de wit in 1444 vertegen
woordigde, zal verwondering hebben gewekt bij den lezer, die zich nog
herinnerde hoeveel witten (plakken) een Oud Fransch Schild in 1378 gold.
Het cijfer was 38, zoodat 100 witten destijds 11.92 gram goud uitdrukten,
dus 8 '/3 maal zooveel als in 1444. Deze depreciatie is soms met sprongen,
soms geleidelijk gegaan en na het laatstgenoemde jaar nog veel verder
voortgezet. De tabel, die als bijlage I aan dit opstel is toegevoegd en waar
voor de gegevens geput zijn ten deele uit de rekeningen der Buurkerk,
ten deele uit een groot getal uittreksels van stukken in het Utrechtsch
archief, die de heer Mr. S. Muller Fz. voor mij liet maken, geeft daar
van een overzicht. Men zal zien, dat de 1.44 in 1488 op 0.44 zijn
gekomen. Daarna heeft de muntzetting van Maximiliaan den toestand
aanmerkelijk verbeterdmaar weldra herleefde het oude kwaad, en bij het
einde der eeuw waren 100 witten niet meer dan 0.6 van een gram waard;
dat is in hedendaagsche munt nog geen 0.69. Geen wonder dat men
allengs er toe gekomen was, in stuivers van 12 witten te rekenen. In 1503
was zulk een stuiver niet meer dan f 0.08 waard.
De vraag dringt zich van zelf aan ons op, welken invloed die sterke
depreciatie heeft gehad op de prijzen en loonenzijn deze naar evenredig
heid gestegen? En hield die stijging der prijzen en loonen altijd met de
depreciatie der rekenmunt gelijken tred Voor de volledige beantwoording
dezer vraag ontbreken nog de gegevens; toch zijn wij in staat daarover
eenig licht te verspreiden, door gebruik te maken van een gedeelte der
169
Tabellen van marktprijzen van granen te Utrecht in de
jaren 1393 tot 1644, door den heer Mr. J. A. Sillem in de werken
der Koninklijke Academie van Wetenschappen (Afd. Letterkunde, Nieuwe
reeks, Deel III, No. 4) in 1901 uitgegeven. In een Bijlage II heb ik die
prijsopgaven, voor zoover zij de jaren 1393-4 tot 1494-5 betreffen, over
genomen, en voor het gemak van den lezer gaf ik daaraan den vorm der
Index-numbers; dat wil zeggen: de oudste prijzen worden telkens
genoemd 100; en de volgende prijzen worden percentsgewijze uitgedrukt.
Bijvoorbeeld: in 1393-4 geldt een Utrechtsch mud weit 43 wit, in 1429-30
136 wit. Nu noem ik de 43 100 en de 136 316, waaruit blijkt, dat de
prijs in die jaren gestegen is in de verhouding van 1 tot 3.16. Daarnaast
vindt men in een afzonderlijke kolom de depreciatie der rekenmunt aan
gegeven. Zij is uitgedrukt in dezen vorm, dat ook hier de cijfers klimmen,
hetgeen geschieden kon door van een willekeurige hoeveelheid goud de
waarde in witten voor het eerste jaar 100 te noemen; de volgende
cijfers worden dan van zelf al hooger en hooger. Bijvoorbeeld: in 1396
vertegenwoordigen 100 witten 6.86 gram gouddit heet dan 100; in 1406
vertegenwoordigen zij 6.04 gram goud: dit wordt nu
genoemd. Hetgeen zeggen wil, dat dezelfde hoeveelheid goud, die in 1396
vertegenwoordigd werd door 100 witten, in 1406 door 113 witten werd
vertegenwoordigd.
Men zal bespeuren, dat de invloed van de depreciatie der rekenmunt
zich in zeer sterke mate laat gevoelen, maar dat ook met dien van andere
factoren moet gerekend worden, wil men al de prijsveranderingen verklaren.
Bijlage I.
Equivalent in grammen fijn goud van 100 witten.
Jaartal. Gram fijn. Bewijzen.
11.92 Het Oude Schild geldt 38 plak (later wit geheeten).
1 ooU
1396 6.86 8'/„ pond. Dit moeten ponden zijn
geweest van 8 plakken; het Oude Schild
gold dus 66 plakken.
1406
6.04
geldt
75
wit.
1408
5.96
76
1411
5.73
79
1412
5.66
80
1413
5.49
82®
1416
4.95
91®
1417
4.71
96
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy
yy