164 publicatiën van het Historisch Genootschap (blz. 252 en verv.). Het is een belangrijk stuk, clat wij daar voor ons hebbenhet behelst opgaven omtrent de ontvangsten en verteringen van den bisschop en die opgaven treden in vele bijzonderheden. Alleen met de verteringen zullen wij ons bezighouden. Op een dag krijgt de bisschop onverhoeds twee gasten ten eten (waarschijnlijk met groot gevolg) en nu moet van allerlei worden gekocht. Gekocht werden: 300 eieren voor 6 plak per 100 stuks. 18 pond meel voor 8 plak. 3 kazen 4 '/2 schepel zout 3 '/2 Ik zie verder, dat bij verschillende gelegenheden betaald is: voor een half rund 4 schellingen en 9 plak. vijf ganzen, per stuk 9 groot. vier hoenderen, te zamen 5 plak. een eendvogel, 2 '/2 (soms 3) groot. 3/4 schelvisch, 2 schellingen 10 plak. 'ƒ2 Pond bruine suiker, 3 plak. '/2 zalm, 1 schelling 6 plak. een flesch wijn, 4 plak. Voor „minen heer" is ook een schoenen-rekening voldaan; een paar „hooger scoen" met dubbele zooien heeft 8 plak gekost. Wat wil nu dat alles zeggen? Te dien einde zien wij eerst of ook ergens een gouden munt wordt vermeld, en werkelijk is dit méérmalen het geval. Wij lezen b.v. dat 3 Oude Schilden maken 9 schelling en 6 plakdat 11 '/2 Oude Schilden maken 36 schelling en 5 plak. Wat in dit verband een schelling beteekent, verraadt ons een opgave omtrent 4 taken wijn, die tegen 8 plak per take, 2 schelling en 8 plak hebben gekost; de schelling is dus hier een dozijn plakken, zoodat 9 schelling en 6 plak gelijk staan met 114 plak, 36 schelling en 5 plak met 437 plak en het schild destijds te Utrecht 38 plakken moet hebben gegolden. Dat blijkt het nog gegolden te hebben in 1380; de Oudste Kameraarsrekening der stad Utrecht, in hetzelfde boekwerk medegedeeld door Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck, wijst het aan En als men de daar voorko mende opgaven aandachtig leest, komt het gansche stelsel der tweevoudige rekenmunt, ponden en plakken, duidelijk te voorschijn. Immers 54 burgers worden daar vermeld ieder 4 Oude Schilden en 5 plakken betaald te hebben, dus tezamen 216 Oude Schilden en 270 plakken; dit maakt, het Dit bevestigt tevens een opgave van J. H. Qosses, Stadsbezit in grond en water gedurende de Middeleeuwen, Leiden 1903, blz. 104 noot, waar 3000 Oude Schilden worden gezegd in 1380 ongeveer 12700 pond «in der stat pay» te bedragen. Schild tegen 38 plak gerekend, 8478 plakken. Daar nu deze som wordt gelijk gesteld met 942 pond „stat pay", zoo zien wij dat destijds met een pond „stat pay" 9 plakken gelijk stonden. Lezen wij later, dat 1191 ponden, 3 schellingen en 10 penningen „lichter pay" even zooveel zijn als 1058 ponden, 16 schellingen en 8 penningen „stat pay", dan zien wij tevens dat deze laatste de zware is, tot de andere in eene verhouding staande als van 9 tot 8met andere woorden, een pond „lichter pay" was slechts 8 plakken waard. Wat den groot betreft, die was de halve plak. Thans zijn alle duisterheden verdwenen. Het Oude Schild 5.27 de plak '/as daarvan 0.1386, de groot bijna ƒ0.07; het pond „stat pay" 9 plakken 1.24; hetgeen zeggen wil, dat de 100 eieren van den bisschop ƒ0.83 kosten, het halve rund 7.90, de eendvogel ƒ0.17 a ƒ0.21; de 3/4 schelvisch ƒ4.71, de halve zalm 2.49, de flesch wijn 0.55. Verlangt men nog meer prijzen in hedendaagsch courant te zien omgezet? Zoowel de eene bijdrage als de andere is rijk aan opgaven. Zelfs het loon van den beul wordt ons niet onthouden. Hij had van Claes Roelofszoon en Henric van Absteden, die hij onthoofde, 9 pond, dus 11.22; het hangen van Marceliis .leverde hem slechts 2 pond op, of 2.49. Wij vernemen ook, wat de opgenomenen in het „Vleeschhuis" hier een waar lucus a non lucendo aan water en brood kostten: 12 penningen, dus 0.06 per dag. De ongemeen lage prijs van het schoeisel 8 plak, dus 1.10, naar wij zagen, kostte een paar „hooger scoen" met dubbele zooien voor „minen heer" is zeer opmerkelijk. Men denkt eerst aan een vergissing maar later vindt men hetzelfde geld uitgetrokken voor een paar gevilte schoenen, mede voor „minen heer". Het is waar, dat elders 72 plak, dus bijna 10, zijn uitgetrokken voor twee paar laarzen en één paar bottines, en 38 plak, dus 5.27, voor een paar „leerzen" (rijlaarzen misschien?); maar zelfs dat is goedkoop. Aan opgaven van arbeidsloonen zijn deze bronnen niet rijk. Wessel de timmerman, die bij den bisschop op Stoutenburg werkt, krijgt 6 plakken, dus 0.83 daags,de knaap, die hem helpt, 5 plak of 0.69. De knecht, die de put schoon maakte en nog eenige andere werkzaamheden verrichtte, kreeg gedurende 9 dagen 3 plakken daags en nog 2 plak toedus 29 plakken of 4.02 in 9 dagen, ruim 0.44 per dag. Te Utrecht blijvende, doen wij thans een sprong naar een veel later jaar; wij slaan het in 1880 verschenen derde deel der Bijdragen en Mede- deelingen van het Historisch Genootschap op en vinden daar de Reke ningen van de kerkmeesters der Buurkerk te Utrecht in de 15e eeuw, uitgegeven door Ridder Mr. F. A. L. van Rappard; een zeer belangrijke en nog veel te weinig gebruikte publicatie, die zich

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 14