52
Al zullen dus ongetwijfeld de meeste der voorgestelde regelen, met eenige
wijziging in de namen, ook toegepast kunnen worden op oorkondenboeken,
regestenlijsten en werken van meer beschouwenden of verklarend-histori-
schen aard, vooral voor de werken van de laatste soort moeten toch
somtijds nog andere eischen van algemeenen aard gesteld wordenop
enkele daarvan wil ik nog even de aandacht vestigen.
In de Handleiding wordt op meer dan eene plaats met nadruk
vastgesteld, dat de beschrijving van stukken in een archief-inventaris moet
zijn duidelijk, maar kort; in een regestenlijst wordt eene iets uitvoeriger
omschrijving noodig geoordeeld. Maar in beide gevallen zal toch eene
zekere beknoptheid van vorm op den voorgrond moeten staan, voorzoover
die met juistheid van uitdrukking en duidelijke aanwijzing van personen,
plaatsen en zaken kan gepaard gaan. Al zal men nu aan historische
werken van anderen aard in hoofdzaak deze zelfde eischen moeten stellen,
uit den aard der zaak zal daar toch dikwijls de groote beknoptheid meer
moeten opgeofferd worden, hetzij omdat de loop der geschiedenis zelf
eene uitvoeriger toelichting noodig heeft, hetzij omdat de letterkundige
eischen, die men aan den vorm van den tekst wil stellen, dit medebrengen.
Met deze omstandigheid heeft de samensteller van een index rekening
te houden. Een goede, wetenschappelijk samengestelde index mag nimmer
ontaarden in eene machinaal neergeschreven woordenlijst. Een index moet
kompleet zijn, dit staat vastmaar hij mag toch ook niet meer bevatten,
dan strikt noodzakelijk is; hij moet een wegwijzer zijn in het boek, maar
mag nimmer ingericht zijn op eene wijze, die den gebruiker vermoeit en
de kans opent, dat de onderzoeker, na eenige achter een naam vermelde
pagina's te hebben nagezien, het boek wrevelig dichtslaat. In korte woor
den de samensteller van een index moet in sommige gevallen den moed
hebben, namen, die inderdaad in een boek voorkomen, toch niet in den
index op te nemen.
Ik zal deze stelling met eenige voorbeelden verduidelijken. In een
werk kan van zekeren A. gezegd worden„Na aan de universiteit van
Utrecht het doctoraat in de rechten verkregen te hebben, begaf hij zich
ter verdere studie naar Leiden. In de uitvoering van zijn voornemen om
ook de belangrijkste universiteiten van Duitschland, Oostenrijk en Frankrijk
te bezoeken, werd hij echter verhinderd door zijne benoeming te Groningen,
waar een reeds lang vaceerend professoraat hem wachtte." In dezen zin
komen drie namen van landen voor, Duitschland, Oostenrijk en
Frankrijk. Wat daarover gezegd wordt, heeft echter niet de minste
betrekking op de geschiedenis dier landenhoogstens kan men beweren,
dat het daarover medegedeelde in verband staat met het leven van den
persoon, over wien gesproken wordt, over het door hem gekoesterde voor
nemen, om de genoemde landen te bezoeken. Het opnemen van de namen
53
dezer landen in den index van het boek zou dus geen zin hebben en
volslagen nutteloos zijn; zij zouden in den index bovendien een ergernis
zijn voor eiken onderzoeker, die, de achter den naam geplaatste pagina
opslaande, absoluut niets zal vinden, dat met de geschiedenis dier landen
in eenige betrekking staat.
Ook zelfs in een meer beknopt ingerichten archief-inventaris kan iets
dergelijks voorkomen. Herhaaldelijk zullen in nummers zaken en plaatsen
genoemd worden, die op zich zelf stellig van beteekenis zijn, maar die
toch in het verband van den tekst ondergeschikt zijn aan de in het nummer
behandelde hoofdzaak, en tot die hoofdzaak alleen in lijdende betrekking
staan. Een voorbeeld moge dit weder duidelijk maken. In den inventaris
van het archief eener stad komt voor een request over zekere zaak, door
A. gericht aan de Vroedschap, aan den Raad of aan Burgemeesteren eener
stad. De zaak wordt natuurlijk in den index onder zaken opgenomen, de
naam A. onder de persoonsnamen. Maar de opneming in den index van
de namen Vroedschap, Raad of Burgemeesteren zou in dit geval vol
slagen nutteloos zijn en moet dus beslist achterwege blijven.
„Niet onjuist, en ook niet tegen te spreken", hoor ik iemand zeggen,
„maar toch ook niet zonder gevaar; want wie geeft de grens aan, wat
dan al of niet in een index opgenomen behoort te worden?" Ik wil
antwoordende grens is daar, waar een tot oordeelen bevoegd verstand
haar plaatst. Zeker, zoolang men de samenstelling van indices blijft be
schouwen als een minderwaardigen arbeid, als een werk, dat in anders
verloren oogenblikken te verrichten is, of dat men, bij gebrek aan eigen
opgewektheid daartoe, kan opdragen aan iemand, die goed kan lezen en
duidelijk schrijven, maar overigens niets voelt van het gewicht van den
arbeid, dien hij verrichten gaat, zoolang kan het systeem van weglatingen,
door mij aangegeven, niet worden toegepast. Maar wanneer de schrijver
van een werk zijn arbeid eerst met de samenstelling van den index voltooid
acht, of, bij volslagen onmogelijkheid om die taak zelf op zich te nemen,
die opdraagt aan een daartoe bevoegden, die, doordrongen van den ernst
van het hem opgedragen werk, omtrent de methode daarvan overleg
pleegt met den schrijver, zich inwerkt in den geest van het te indiceeren
boek, dan kan er m. i. bij het weglaten uit den index van het beslist
onnoodige nimmer gevaar zijn.
Bij indices op historische werken doet zich nog eene vraag voor,
wier bespreking hier wenschelijk istot hoever moeten en mogen in een
index mededeelingen, vreemd aan den tekst van het te indiceeren boek,
aan den naam van een persoon of van eene plaats toegevoegd worden
De samensteller van een index blijft natuurlijk volkomen vrij, om achter
de persoons- en plaatsnamen eenige korte mededeelingen te plaatsen, die
den gebruiker dadelijk op de hoogte brengen, met welken persoon of