132 daarvoor 1500 noodig zal zijn, terwijl de jaarwedde van den directeur te gering is, omdat hij voor eigen rekening heeft te bestrijden de kosten van vuur, licht, schrijfbehoeften, personeele hulp, enz. Het is den onder- geteekende daarom voorgekomen, dat het alleszins billijk is den directeur te benoemen op eene vaste jaarwedde van 4000 en daarvoor een afzon derlijk artikel op de begrooting te brengen, terwijl de overige kosten van hetlnstituut ad f 3000 uit dezen post zullen worden bestreden. De ge zamenlijke kosten, tot nu toe 5700, zullen dus nu bedragen 7000 of 1300 meer. De post wordt dus 3000 of f2100 minder. Een gemeente-archivaris te Groningen! In de begroo- tingsvergadering van den Raad der gemeente Groningen, October 1909, kwam o.a. in een voorstel van B. en W., om hen te machtigen aan een deskundige op te dragen hef oud-archief der gemeente te ordenen en te inventariseeren en om hen uit te noodigen met betrekking tot het gemeente archief aan den Raad zoodanige nadere voorstellen te doen als zij zullen vernreenen te behooren. Het voorstel werd goedgekeurd. In de vergadering van den Raad der gemeente Zwolle van 27 Sep tember 1909 kwam een voorstel in van B. en W. omtrent de sluis „het Nieuwe Verlaat" in zake hun geschil met Gedeputeerde Staten over het onderhoud dier sluis. In hun begeleidend schrijven merkten B. en W. op, dat Gedeputeerde Staten vooral hun recht grondden op een oud con tract van 11 Juni 1639, door dezen gevonden in het eigen oud-archief der gemeente, „hetwelk te kwader ure aan het Rijk is toever trouwd". In dezelfde vergadering kwamen B. en W. met een voorstel tot sloo ping van het Reventer voor de stichting van een nieuw schoolgebouw. Uit het verslag van de Raadsvergadering te Kampen op 26 October 1909 nemen wij het volgende over: „De instructie voor den gemeente-archivaris, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 Augustus 1876, is naar meening van B. en W. in strijd met de gemeentewet. Immers art. 102 dier wet heeft de zorg voor het archief opgedragen aan den secretaris en nu heeft de thans geldende instructie voor den archivaris den secretaris geheel uitgeschakeld. Het gevolg is, dat thans beide genoemde ambtenaren naast elkander de zorg voor het archief dragen, de secretaris uit krachte van de wet, de archivaris uit krachte zijner instructie. Hieruit kunnen conflicten voorkomen, zoodat B. en W. het gewenscht achten de verhouding van den archivaris 133 tot het college van B. en W. en tot den secretaris terug te brengen tot de wettelijke. Daarom stellen B. en W. voor een nieuwe instructie voor den archi varis, waarvan het concept door hen wordt overgelegd, vast te stellen. De heer Meijer kreeg het woord over dit voorstel. Hij wilde geen nieuwe instructie vaststellen, 't was niet zoo noodigin Utrecht bestond een dergelijke instructie als hier. Bovendien vond hij, dat daar de heer Nanninqa Uiterdijk de betrekking 37 jaar lang tot volle tevredenheid had bekleed, men het best met de oude instructie kon doen, zoolang de heer Nanninqa Uiterdijk in deze betrekking is. De Voorzitter merkte op, dat deze kwestie in comité behandeld moest worden. Dat vond de heer Meijer jammer, in 't algemeen, dat men over ambtenaren in comité beraadslaagtomdat die menschen dan nooit te hooren krijgen, wat er over hen gezegd wordt. Nadat de Raad in comité was gegaan, trok de heer Meijer zijn voor stel in en werd besloten de zaak voorloopig aan te houden". Archivalia-ideeën. Onder dit opschrift leest men in De Residentie bode van 18 September 1909, met de onderteekening „Vox", het vol gende „Evenals de in de laatste helft van j.l. Mei gehouden vergadering der „Vereeniging van Archivarissen in Nederland" werden de dezer dagen verschenen verslagen omtrent den toestand van 's Rijks oude archieven ten vorigen jare ingeleid met een nabeschouwing over het verschil van opinie, dat tusschen voornoemde vereeniging en den algemeenen rijks archivaris omtrent den aard en inhoud eener door beide partijen gewilde archiefwet tijdens de in Oct. en Dec. '08 dienaangaande gehouden samen komsten en grondige besprekingen is gerezen, en dat tot op den huidigen dag is blijven voortbestaan. Het onderhavig verschil betreft in hoofdzaak het feit, dat in het door de overgroote meerderheid van rijks-archivarissen aangenomen concept de in den laatsten tijd onder rijksbeheer gekomen provinciale depóts als rijks depóts opgevat worden, terwijl de algemeene rijksarchivaris een wettelijke regeling der onderhavige materie voorstaat, welke, in overeen stemming met de idee van het door Bakhuizen van den Brink in 1858 of 1859 ontworpen plan, met erkenning van de aanspraken en belangen van het rijk, die depóts hun provinciaal karakter wil laten behouden. Het wil ons voorkomen, dat het verlangen naar eene archiefwet met name van de zijde der rijks-archivarissen minder groot zou zijn, indien publiekrechtelijke eigenaars of eigenaressen, wat zorg en openbaarheid in zake de historische bronnen betreft, zich spiegelden of gespiegeld hadden aan het door Pausen, Bisschoppen en kloosters gegeven voorbeeld.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 45