130 Het is de bedoeling de nieuwe regeling te doen ingaan met 1 April 1910 en de kosten voor het bureau tot dien datum op den tot nu toe gevolgden grondslag, zoowel wat personeel als materieel betreft, respec tievelijk uit dit en het volgende artikel te bestrijden. Voor 1910 zal voor het bureau op dit artikel dus slechts noodig zijn f 1000 of 3000 minder. Voor periodieke tractementsverhoogingen ingevolge de bij Koninklijk besluit van 22 Januari 1904 no. 35 vastgestelde regeling en ten einde een der adjunct-commiezen tot commies te kunnen bevorderen is meer noodig f 1035, zoodat het artikel kan worden verminderd met f 1965. Art. 194. Rijksarchief te 's-Gravenhage. Materieel. Ingevolge het bij het vorige artikel medegedeelde zal op dit artikel voor de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën slechts noodig zijn 1500 of ƒ4500 minder dan voor het loopende jaar. Evenwel zal voor het maken van een uitbouw aan het gebouw ter zijde van de verbindingsgang ten behoeve van een portier, die tot heden zich in een tochtige gang moest ophouden, en van ander bedienden-per soneel 3000 noodig zijn, zoodat het artikel kan worden verminderd met 1500. Art. 195. Jaarwedden en verdere belooningen der ambtenaren enz. bij 's Rijks archieven in de provinciën. Een bedrag van ƒ2105 is meer ver- eischt voor periodieke traktementsverhoogingen ingevolge de bij Koninklijk besluit van 22 Januari 1904 no. 35 vastgestelde regeling. Verder zijn de noodige gelden uitgetrokken om een concierge bij het Rijksarchief in Gelderland een vergoeding voor gemis aan vrije woning te verleenen (het is de bedoeling dezen ambtenaar niet langer in het archief te huisvesten en de tot dusverre door hem bewoonde lokaliteit voor dienstruimte te bestemmen), verder om den adjunct-commies bij het Rijksarchief in Zeeland tot commies te benoemen, voorts om aan het Rijksarchief in Groningen een tijdelijk ambtenaar eene definitieve aanstel ling te kunnen verleenen en eene geringe tiaktementsverhooging toe te kennen aan den concierge bij het Rijksarchief in Limburg. Voor een en ander is gezamelijk noodig een bedrag van 1105. Art. 196. Rijksarchieven in de Provinciën. Materieel. Voor de uit breiding van het archiefgebouw in Zeeland zal pim. f 16.000 minder noodig zijn dan voor het loopende jaar, doch wegens meerdere huishoude lijke uitgaven aan enkele der archieven, het drukken van een Drentsch plakkaatboek benevens eenige meerdere kosten voor onderhoud der ge bouwen, kan het artikel slechts 12000 lager worden geraamd dan ten vorigen jare. Art. 197. Jaarwedden en verdere belooningen van de ambtenaren bij het bureau van de Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publica tiën. Zooals reeds bij art. 193 is opgemerkt, zal de nieuwe regeling eerst 131 met 1 April 1910 ingaan; aangezien de onderdirecteur eerst met 1 Sep tember van dat jaar in dienst zal komen, is voor 1910 in het geheel slechts noodig f5115. Art. 198. Commissie voor 's Rijks Geschiedkundige Publicatiën. Materieel. De bedoeling is zooals reeds bij art. 193 is meegedeeld, het krediet van het bureau op f 8000 te bepalendoch daar de nieuwe regeling eerst 1 April 1910 ingaat, is voor dat jaar slechts f 6000 uitge trokken. Art. 218. Uitgaven en subsidiën voor ondernemingen van wetenschap en kunst. Het aangevraagde bedrag is bestemd voor zoover betreft reeds in 1909 gesubsidieerde ondernemingen, als volgt: a. stipendia enz. i i. Nederlandsch Instituut te Rome voor geschiedkundig en kunst historisch onderzoek. Naar aanleiding van den wensch in het Voorloopig Verslag op Hoofd stuk V der Staatsbegrooting voor 1900 bladz. 51 gedaan, dat ten behoeve van het Nederlandsch Instituut te Rome een hoogere Rijksbijdrage dan van 5700 werd geschonken, werd door den ondergeteekende geantwoord, dat ook hij wel inzag, dat op den duur dit bedrag niet voldoende zoude zijn, temeer omdat het in de bedoeling ligt om in het Instituut een centrum van studie te vestigen der reeds opgegraven of verzamelde monumenten uit de klassieke en christelijke oudheid, waar jonge classici, leeraren en kerkhistorici een steunpunt voor hun studie kunnen vinden. Aangezien evenwel in de laatste jaren geen verzoek was ingekomen om tot de uit breiding van het Instituut in bovengenoemden zin over te gaan, was de ondergeteekende van meening dat deze uitbreiding toen nog niet urgent was, doch beloofde aan deze aangelegenheid, die ook hem van veel belang voorkomt, zijne aandacht te zullen wijden en dat zoude worden nagegaan, of er termen zijn bij een volgende begrooting gelden voor dit doel uit te trekken. Inmiddels zijn den ondergeteekende geruchten ter oore gekomen omtrent de oprichting eener Archaeologische vereeniging. Met het oog hierop heeft de ondergeteekende gemeend voor dit doel het subsidie nog niet te moeten verhoogen alvorens die vereeniging definitief zoude zijn opgericht. Het is echter wenschelijk voorgekomen om den directeur van het Instituut een definitieve aanstelling te geven, ook ten einde hem later uit zicht op pensioen te kunnen openen. De directeur genoot tot dusverre eene jaarwedde van 3000, terwijl de geleerde, die belast is met het kunsthistorisch onderzoek, eene jaarlijksche toelage geniet van 1000. Verder wordt 1200 uitgegeven voor woninghuur en 500 voor boekwerken, het maken van copieën enz. Het is gebleken, dat het bedrag voor woninghuur te laag is en dat

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 44