124 Dienstgebaude des Staatsarchivs zu Breslau und die Gliederung seiner Bestande. Heft 13. Prof. Dr. A. Warschauer. Mitteilungen aus der Hand- schriftensammlung des britischen Museums zu London vornehmlich znr polnischen Geschichte. Heft 14. Dr. Th. Ilgen. Die wiederaufgefundenen Register- bücher der Grafen und Herzöge von Cleve-Mark. De opnoeming der titels toont, naar ik meen, de belangrijkheid van de drie uitgaven voldoende aan. Naar aanleiding van de stichting van een nieuw depot behandelde Dr. Krusch in het reeds besproken 11de deel de geschiedenis van het Breslausche archief, aan welks hoofd hij een zestal jaren stond en waarvan de inrichting een 100-jaar oud is; het depot zelf wordt thans in liet 12de deel beschreven: het is volgens de nieuwe techniek met afzonderlijke magazijnen voor de archieven gebouwd en heeft 493.303 Mark gekostdit deel bevat eveneens een opgave van de herkomst der onderscheidene stukken. Het laatste der voornoemde „Hefte" bevat een beschrijving van de op het slot Brünnighausen bij Dortmund gevonden 77 registers uit het archief der graven van Cleve-Mark, die van 13561803 loopen. Waarschijnlijk zullen zij voor onze geschiedenis wel van belang zijn voor een zeer groot deel zijn zij trouwens in het Nederlandsch geschreven. Deutsche Geschichtsblatter. Monatsschrift zur Förde- rung der landesgeschichtlichen Forschung. X Band, Heft 3 10. Gotha F. A. Perthes. In de Decemberaflevering heeft F. W. E. Roth de bronnen van 14001550, die hij bij zijn studiën over Mainz heeft gebruikt, openbaar gemaakt met mededeeling van de beteekenis, die zij ten opzichte van elkaar innemenkomt dus de een of andere Nederlandsche geschiedschrijver bij zijn arbeid de stad Mainz tegen, zoo zal hij in dit stuk een hoewel volgens den heer Roth niet volledige, dan toch goede opgaaf vinden. Het verdere gedeelte van de aflevering wordt gevuld door een oproep van E. Frhr. von Künfsbero tot mededeeling van zeldzame Duitsche rechterlijke woorden aan de commissie voor het woordenboek „der alteren deutschen Rechtsprache". Richard Jecht publiceert in de volgende aflevering een zeer eigenaardig geschenk van den Görlitzer Schoolmeester en Secretaris Johannes Frauenburg, aan den raad aldaar gegeven bij den aanvang van 1476, namelijk een „Anweisung'' voor de Burgemeesters, een handleiding dus, die zeer zeker in goede aarde zal gevallen zijn. De Februari- aflevering wordt gevuld door een opstel van K- Knaflitsch over de uit gaven betreffende de Oostenrijksch Silezische geschiedenis in de laatste 10 jaren en een van vorengenoemden heer Rotfi over F. J. Bodman, een vervalscher der geschiedenis van Mainz en den Rheingau, die in 1819 125 een boek over de Landsregeering van den Westelijken of Neder-Rheingau schreef en daarbij handelde als een zeer onbekwame geschiedschrijver. Het Aprilnummer is voor ons, archivarissen, van bijzonder belang, daar A. Plüss uit Bern daarin over het Zwitsersche archiefwezen, voor namelijk over het Staatsarchief verhaalt. Alhoewel er geen bepaalde hoofd stad was, is het feit, dat de rekening voor de Duitsche landen jaarlijks in Baden in Aargau werd nagezien, oorzaak, dat daarheen langzamerhand vele belangrijke stukken werden overgebracht en dat zelfs de Secretaris van het graafschap in 1610 het bevel ontving, aan ieder der 8 oude steden een inventaris te zenden. Nadat de „Registratur" een tijdlang telkens met den kanselier verhuisd was, is er in 1668 een eigen huis voor de kanselarij en het archief aangekocht, wat echter verwaarloozing van de stukken niet voorkwam. Ook in Ziirich, dat de vergaderingen uitschreef en in meer gevallen als Secretaris fungeerde, bevinden zich archiefdeelen van den Bond, terwijl andere stukken daar werden bewaard, waar zij toevallig te land kwamen. De nieuwe staatsregelingen na 1798 lieten de oude archieven waar zij waren; alleen werd in 1864 bepaald, dat zij voor den Bond („Eidgenossenschaft") en voor elk kanton ten allen tijde te bereiken moesten zijn, en tevens open moesten staan voor alle archivarissen van den Bond. Het archief van na 1798, dat altijd met de Bondsregeering zou ineêtrekken, is wegens de uitgebreidheid te Bern gebleven; in 1899 is een nieuw gebouw gesticht. De Secretarieën leveren telkens wanneer zij de stukken van 9 volledige jaren hebben, die der 3 oudste jaren aan het archief af, dat beheerd wordt volgens een reglement van 1864. Het 8e nummer bevat een bespreking der provinciale synoden in het aartsbisdom Salzburg tot het einde der 1 5de eeuw door K. Hübner het 9e een verhandeling van A. Kastner over de wijze, waarop plaatselijke geschiedenis geschreven dient te wordenbeschouwingen over een paar van zulke lokale geschie denisbeschrijvingen worden eraan vastgeknoopt met de einduitspraak, dat naast alle vrijheid moet worden vastgehouden aan vertrouwdheid met de plaatselijke toestanden (Verhaltnisse) en aaneen goed historisch onderlegd zijn. In een slotwoord behandelt de redacteur Dr. Armin Tille nog eens hetzelfde onderwerp en doet daarbij mededeeling van eene in Pruisen bestaande verordening, waarbij den Secretaris het opstellen van een gemeentekroniek wordt opgedragen en, nevens hem, den eersten onder wijzer van iedere school en den pastoor een dergelijke taak wordt opgelegd; naast die verplichte werkzaamheden prijst voornoemde redacteur die van particulieren, die uit het lokale nieuwsblaadje de berichten betreffende de gebeurtenissen in de plaats uitknippen en ze, soms met verduidelijkende noten, in een boek opplakkenhij vindt deze manier misschien de gemak kelijkste en besteVan een prijsvraag voor twee van die plaatselijke

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 41