116 een vernieuwd onderzoek en tot het bijbrengen van verscheidene nieuwe argumenten tot staving van zijne bewijsvoering. Moet daarom nu aangenomen worden, dat de schrijver zijn pleit gewonnen heeft? Voorop zij gesteld, dat ik, na hetgeen ik in den vorigen jaargang van het Archievenblad omtrent de indictie te Luik tegen den heer De Marneffe aanvoerde, waarvan de heer Callewaert toen hij zijn opstel schreefnog geen kennis schijnt te hebben genomen, niet accoord ga met zijne conclusie omtrent de indictio Rornana met anderen begindatum als het jaar zelf. Maar juist de herinnering aan het feit, dat een toevallig ingesteld onderzoek mij de onvolledigheid van het bewijsmateriaal van den heer De Marneffe en de onjuistheid zijner uit dat onvolledige materiaal getrokken conclusies aantoonde, maakt mij huiverig het betoog van den heer Callewaert ten opzichte van den Kerststijl der Vlaamsche kanselarijen, dat mij in het algemeen juist toeschijnt, zonder voorbehoud te aanvaarden. Behoudens tegenbewijs echter neem ik zijne conclusies aan. R. FRU1N. Analecta Gijsberti Coeverincx, bewerkt door fr. O. van den Elsen, Ord. Praem. en fr. W. Hoevenaars, Ord. Praem. Een bewerking dus en geen uitgaaf van het door den Bosschen kanunnik Gijsbertus Coeverincx nagelaten handschrift. De benaming Analecta is trouwens (voor zoover mij gebleken is) niet van Coeverincx zelf, maar door de bewerkers het eerst gebruikt. In zijn testament zegt Coeverincx (ik volg de bewerkers), dat zijn handschrift bevat „de oprichting der nieuwe bisdommen in de Nederlanden, de bul over de „grensscheiding (dier bisdommen), de afscheiding der Abdij van Tongerloo „Van het bisdom van 's Bosch en vele andere zaken betreffende de „oprichting van kloosters en de hervorming daarvan door den bisschop „van 's Bosch". Deze inhoudsopgave zou aanleiding kunnen geven tot de veronder stelling, dat men te doen heeft met een of meer geregelde geschiedkun dige verhandelingen. Het handschrift bevat evenwel niets anders dan een verzameling oorkonden, bescheiden en aanteekeningen over die onder werpen, zonder eenig verband neergeschreven, en vooral wat het tweede deel (over de kloosters) aangaat, met zeer weinig regelmaat of orde. Intusschen is de door Coeverincx zelf gegeven inhoudsopgaaf van veel belang, vooreerst voor de beoordeeling van Coeverincx' werk, en niet minder voor die van de bewerking, welke hier wordt aangekondigd. -) Aldaar blz. 273. 2) Een kleine opmerking: Waarom gebruiken de bewerkers bijna zonder uit zondering de leelljke benaming 's Bosch? Te dien opzichte geldt alles wat over en weer is geschreven over het gebruik van 's Hage in plaats van 's Oravenhage, enz. 117 Is nu de titel Analecta Gijsberti Coeverincx gelukkig of juist gekozen? Onder Analecta kan men verstaan öf een bloemlezing uit de werken of geschriften van éénzelfden persoon, bijeengegaard om den arbeid van dezen, en vooral om de waarde en het belang van dien arbeid te leeren kennenof een verzameling van met een vooraf meer of minder nauwkeurig bepaald doel bijeengeraapte bescheiden, om bijzonder over het onderwerp van dat doel al het wetenswaardige te verzamelen. Zonder nadere toelichting heeft het woord Analecta dus geen zin men dient te weten öf wat en van wien verzameld is, öf met welk doel dit is geschied. Door Coeverincx' testament weet men vrij stellig wat hij gewild heeft met zijn verzamelwerk: zooveel mogelijk alles bijeen brengen wat van belang is voor de kennis van de wording van het bisdom 's Hertogen bosch, en voorts voor de kennis van de kloosters en andere stichtingen in dat bisdom, welke aan de visitatie van den bisschop waren onder worpen. Vrij stellig heeft hij de bijzondere bedoeling gehad, om het aldus bijeengebrachte te doen dienen ten nutte van hen, die met de opperste macht in het bisdom bekleed zouden zijn. De door hem in zijn testament uitgesproken wensch dat het handschrift eenmaal eigendom van het (Epis- kopaal) kapittel van 's Hertogenbosch zou zijn, geeft daarbij nog een vrij sterke aanwijzing voor dit vermoeden. Maar er was ook alle reden voor het aanleggen van een verzameling met dit bijzonder doel. De machtbekleeders in het nieuwe bisdom kwamen plotseling te staan voor een geheel nieuwe taak. Een nieuwe geestelijke jurisdictie was geschapen, niet door gelei delijke ontwikkeling, maar door een daad van het oogenblik. Ofschoon in 't algemeen bekend was, hoever de macht en de bevoegdheid in die jurisdictie zou gaan, bestond er behoefte om de bescheiden, welke die macht en bevoegdheid regelden, te verzamelen, en vooral om kennis te erlangen van de rechten en bevoegdheden der tot die jurisdictie behoo- rende kloosters en stichtingen, en de door die kloosters gevolgde regelen, afhangende van de orde waartoe zij behoorden. Het was dus niet zoozeer de geschiedvorscher, die verzamelde (al zal deze wel onder den invloed van zijn animeerenden arbeid zijn gekomen), als wel de persoon van gezag in het bisdom, die „öf zelf de kloostervisitatie deed, als wordende daartoe somtijds gedelegeerd, öf den bisschop daarbij als gezel of secretaris ter zijde stond" (aldus de bewerkers). Voor het richtig besturen van het jonge bisdom was vooreerst kennis noodig, en deze moest worden ver zameld. De beteekenis van het handschrift acht ik dan ook in de eerste plaats gelegen in zijn wezen van een voor het bestuur van het bisdom nuttige en doelmatige codex. Vooral ook omdat het daardoor zoo goed als ten volle verklaarbaar wordt, waarom Coeverincx er in opgenomen heeft „veel dat (eerstens) of van theologischen aard is of uit het kerkelijk recht en de algemeene conciliën is geput; verder (ten tweede) ver-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 37