102 op de buitennering, waarvan ik den tekst hier ontleen aan het hs. 78 J 29 (W 97) der Koninklijke Bibliotheek, fo. 37 vangt aan„Int jaer ons Heren MCCCC ende achte des Sonnendaghes opten derden dach in Maerte gekoert bi scout, scepene ende rade van Haerlem enz." 3 Maart viel op Zondag in 1409, op Zaterdag in 1408; de keur behoort dus in het jaar 1409, de Haarlemsche regeering had op 3 Maart het jaarcijfer nog niet gewisseld. Zooveel staat voorloopig vast. De keur op den exue, in het Ruige boek bijgeschreven op fo. 15 rood (en in verschillende hss. overgenomen) vangt aan„Opten Saterdach die zevende dach in Januario int jair ons Heren MCCCC ende viertich na den lope shoofs van Hollant worden dese naegescreven punten gekoert bij scoute, scepene ende rade der stede van Hairlem enz.", dat is derhalve Zaterdag 7 Januari 1441. Zoo ook aan het slot van de ordinantie van het gerecht van Haarlem op het ambt der getijdemeesters-) „int jaer ons Heren duysent vierhondert twee ende tsestich, op den 27. dach in Januario na den loop shoofs van Hollant" 27 Jan. 1463). En in een keur omtrent het bezweren der draperiekeuren door burgemeesters en schepenen3) „Aldus vercondicht ende mitter clocke uytgelezen opten Xllllden dach in Februari anno zesendetachtich s(ecundum) curs(um) cur(iae)" 14 Febr. 1487). Ook in de Thesauriersrekeningen vindt men tusschen 1476 en 1488 den datum dikwijls bepaald door „na den loop shoofs van Hollant". Op grond van deze gegevens zou men meenen gerechtigd te zijn tot de gevolgtrekking, dat de regeering van Haarlem den Paaschstijl volgde. Zoo zegt dan ook De Fremery 4. Zien wij evenwel nader. In het laatst der 15de eeuw komt te Haarlem het gebruik op, om waar dat pas gaf, twijfel aan den datum op te heffen door de bijvoeging „na den scrijven der stede van Haerlem" of „stilo Harlemensi, stilo nostro". Het oudste voorbeeld levert de Rekening van 1480/81 onder het hoofd „Uutgheven van reysen" bij een post van 4 Jan. 1480 „na den scrijven enz.". Zie voorts b.v. de keur van het Sint Nicolaas- of Kramersgild5) „In den jair ons Heren duysent vierhondert drie ende tneghentich opten elften dach in Januario na den scrijven der stede van Hairlem". 9 Dit hs. stel ik eenige jaren ouder dan het officieele Ruige boek (Q.arch. v. Haarlem B 906a) geredigeerd in 1412, waar de keur voorkomt op fo. 21, daaruit weer door verschillende andere hss. overgenomen. Zie Kuerboeck Enschedé en Q o n n e tbi. 74. 9 Omtrent 1578 door Mr. Willem Jansz. Verwer opgeteekend in hs. B 882 van het O.arch. v. Haarlem; Enschedé en Oonnet, bl. 109. 3) Ruige boek fo. XIII zwart, Enschedé en Gonnet, bl. 129. 9 De Jaardagstijl enz., Bijdr. v. Vad. Gesch. 3e reeks, IX, blz. 122. 5) G.arch. v. Haarlem Inv. I no. 449, Kuerboeck van Enschedé en G o n n e t, bl. 132. 103 Op zichzelf beschouwd zou deze uitdrukking kunnen zijn: 1. een andere term voor den stilus curiae 2. een onderscheiding van den stilus curiae. Jaardags- of Kerststijl beduidt zij niet, blijkens voorbeelden als deze „Upten XXIXen dach in Februario anno XVc XXIII stilo nostro overmits den bisexte" (29 Febr. 1524). „Opten XXVllen dach Februarii anno XVc XXI111 a nativitate Christi", de laatste woorden door gehaald en veranderd tot: „XVc XXIII na den scrijven van Haer lem" of: „Opten XXlIIen ;n Maerte als den Ooeden Vrijdage anno XVc XLII stilo Harlemensi"2) (23 Maart 1543). Gaan wij nu de chronologisch bijgehouden registers na, die ons natuurlijk de volledigste gegevens bieden, dan hebben wij vooreerst de Resolutiën der Vroedschap, die van 1501 af tamelijk volledig zijn bewaard 3). Zij geven de data der vergaderingen in doorloopende volgorde van tijd, en nemen daarbij het „scrijven der stede" nauwkeurig in acht; zoowel in den tekst als sedert 1514 ook boven de bladzijde staat altijd „na den scrijven deser stede" of eenvoudig „stilo" vermeld. Wanneer zien wij nu het jaarcijfer wisselen? Over de eerste jaren der 16de eeuw (voorzoover de vergaderingen in Maart en April talrijk genoeg zijn geweest om eenige gevolgtrekking toe te laten) als volgt Vergadering op 23 Maart 1502 „na den scrijven", volgende verg. op 3 April 1503. Vergadering op 8 Maart 1503 „na den scrijven", volgende verg. op 30 Maart 1504. Vergadering op 13 Febr. 1505 „na den scrijven", volgende verg. op 26 Maart 1506. Vergadering op 29 Jan. 1510 „na den scrijven", volgende verg. op 27 Maart 1511. Vergadering op 19Maart 1511 „naden scrijven", volgende verg. op 3 April 1512. Vergadering op 23Maart 1513 „naden „scrijven", volgende verg. op 27 Maart 1514. Vergadering op 22 Maart 1514 „na den scrijven", volgende verg. „Upten 25. dach in Maerte anno XVC vijfthien als up Onser Vrouwen dach". Ziehier bewijzen genoeg voor de beteekenis van „na den scrijven der stede van Haerlem". Telkens wisselt het jaarcijfer reeds vóór Paschen, 9 Beide voorbeelden uit den bundel stukken betreffende de draperie, G.arch. v. Haarlem Inv. I no. 2084. a) Eedboekje, G.arch. v. Haarlem, Inv. I no. 478. 3) G.arch. v. Haarlem Inv. I no. 1044. Van burgemeestersresolutiën is eigenlijk eerst sprake sedert 1558; zie aldaar no. 1061. Paschen 1503 op 16 April Paschen 1504 op 7 April Paschen 1506 op 12 April Paschen 1511 op 20 April Paschen 1512 op 11 April Paschen 1514 op 16 April Paschen 1515 op 8 April

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1909 | | pagina 30